Cultuur & boeken

Volgende maand: Schaduw van de wolf

Els Florijn (23) is een merkwaardige schrijfster. Niet alleen omdat ze op zo’n jonge leeftijd al een tweede roman publiceerde - en beslist geen goedkoop streekromannetje. Maar vooral omdat zij -opgegroeid in de relatieve beslotenheid van een reformatorisch gezin- hoofdpersonen kiest die niet gelovig zijn. Dat was in haar debuutroman ”Laatste nacht” het geval, in ”Schaduw van de wolf” niet minder.

4 January 2006 08:16Gewijzigd op 14 November 2020 03:21

De 19-jarige studente Nina is op zoek naar zichzelf en naar geborgenheid in het bestaan. Daar heeft ze reden genoeg voor. Haar Italiaanse vader verdween voor haar geboorte op raadselachtige wijze; haar moeder is nog maar kortgeleden overleden; haar tweelingbroer Simon weigert contact met haar op te nemen. Kortom, ze is ontheemd.Het christelijke element in de roman komt van Nina’s Italiaanse grootmoeder Maria, die haar kleindochter op God wijst. Onvermijdelijk stelt de lezer zich hier de vraag of Maria rooms-katholiek is. Protestanten zijn in Italië immers dun gezaaid. Is het dáárom dat Florijn Nina laat weigeren met haar grootmoeder naar de kerk te gaan? En bedoelt ze werkelijk te suggereren dat het protestantse en het rooms-katholieke geloof hetzelfde zijn als het om de wezenlijke zaken gaat?

Wat dat betreft is er nóg een kanttekening te plaatsen. Maria praat wel veel over God, maar bijna nooit over Christus. „Er is niets beter dan Hem zoeken, Hem dienen. Doe dat eerder dan ik het deed”, zegt ze. Dat is voor honderd procent waar. Maar waarom wijst ze haar kleindochter niet nadrukkelijker op Christus, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is?

Intussen worstelt Nina op geloofwaardige wijze met het zingevingsvraagstuk. Geloven betekent overgave en dat kan en wil ze niet. Een sleutelpassage: „En, beseft ze plotseling, daarom wil ik het niet, omdat ik bang ben dat ik het wáár ga vinden en er niet onderuit kan om inderdaad die God te zoeken, om over hem te lezen, om naar zijn huis te gaan. En dat wil ik niet, dat wil ik niet. Ik wil mezelf niet kwijt.”

Afgezien van de vraag of Florijn er in geslaagd is de hoofdpersoon overtuigend als zoekende ongelovige neer te zetten (Nina’s taalgebruik vertoont hier en daar reformatorische trekjes), blijft het opmerkelijk dat de schrijfster zich kennelijk zo gemakkelijk identificeert met iemand die niet in God gelooft. Is het werkelijk zo dat christenen en ongelovigen met precies dezelfde levensvragen worstelen? Spelen opvoeding, kerk en onderwijs dan geen rol van betekenis? Is geloof alleen echt wanneer het door twijfel, verzet en ongeloof dieper wortel heeft geschoten? De Bijbel kent een handvol Paulusbekeringen, maar een groot aantal gelovigen die, als Timótheüs, van kinds af de Heilige Schriften geweten hebben. Misschien moet Florijn in een volgend boek eens wat dichter bij huis blijven. Ik ben benieuwd wat dát oplevert.

Mee eens of niet? Reageer via www.refdag.nl/tussenderegels of tussenderegels@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer