De grenzen van Israëls geloofsvrijheid
JERUZALEM - Hoe staat het in Israël met de geloofsvrijheid? Honderden religieuze Joden verstoorden een week geleden op sabbat een doopdienst van de Messiaanse Congregatie Nachalat Yeshua in Beersheva. In de nabijgelegen woestijnstad Arad hebben leden van de Messiasbelijdende gemeente al anderhalf jaar last van demonstraties bij huizen en plaatsen waar ze bij elkaar komen.
Israël heeft geen grondwet. De staat garandeert evenwel vrijheid van godsdienst en geweten, zei David Ben Gurion toen hij op 14 mei 1948 de onafhankelijkheidsverklaring uitsprak. Bovendien garandeerde Israël na de verovering van Oost-Jeruzalem in een vijftal wetten de vrije toegang tot de heilige plaatsen.Het beleid van de regering droeg bij aan de vrije uitoefening van godsdienst, aldus het laatste rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken over de wereldwijde vrijheid van religie. Maar het ministerie tekende erbij aan dat er problemen blijven bestaan door een ongelijke behandeling van religieuze minderheden. De minderheden zijn niet alleen christenen en moslims, maar bijvoorbeeld ook Joden die bij de zogenoemde Reformbeweging of bij de conservatieve stroming horen in plaats van de orthodoxe.
In het algemeen handhaaft Israël de godsdienstvrijheid. Dat wil niet zeggen dat de staat nergens officieel discrimineert. Een uit 1970 daterend amendement op de Wet op de terugkeer bepaalt dat „voor de doelen van deze wet, een ”Jood” een persoon is die geboren is uit een Joodse moeder of zich bekeerd heeft tot het judaïsme en die geen aanhanger is van een andere religie.”
New age
In het verleden heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken deze bepaling als wapen gehanteerd tegen Messiasbelijdende Joden door hen niet als immigranten te accepteren en hun vestiging in Israël te ontzeggen. Het hooggerechtshof gaf het ministerie gelijk toen Messiasbelijdende Joden daar protest tegen aantekenden.
Evenwel, als mensen eenmaal burger zijn, hebben zij de vrijheid om te geloven of niet te geloven wat ze maar willen. En daar wordt dan ook stevig gebruik van gemaakt. Atheïsme, oosterse godsdiensten, new age - het komt allemaal voor in Israël. En niemand lijkt daar enig probleem mee te hebben.
Anders ligt dat met Joden die Jezus als Messias belijden. Hoeveel dat er zijn, is niet bekend, maar recente schattingen spreken van 10.000. Velen denken dat iemand die in Jezus gelooft niet langer Joods is. Dat bleek bijvoorbeeld deze week op de website van de Israëlische krant The Jerusalem Post. Daarop stonden reacties op een artikel van voorganger Howard Bass over de verstoring van de dienst vorige week zaterdag. „Je bent of Joods of voor Jezus. Je kunt niet beide zijn”, schreef iemand. Een ander noteerde: „Er is hier geen plaats voor Joden die geloven dat Jezus de Messias is.”
De vijandige reacties zijn te begrijpen in het licht van de uiterst problematische geschiedenis van betrekkingen tussen Joden en christenen. Joden zijn in het verleden vervolgd en vermoord als ze weigerden zich tot het christendom te bekeren. Israëliërs beschouwen Messiasbelijdende Joden vaak als afvalligen. Ze bejegenen zendingsactiviteiten en evangelisatie met wantrouwen en vijandigheid.
Messiasbelijdende Joden brengen daartegenin dat ze als goede burgers en als goede Joden willen leven. Ze dienen -anders dan ultraorthodoxe Joden, van wie ze de meeste tegenstand ondervinden- in het leger, ze vullen hun belastingformulieren in en ze houden zich aan de regels van het land. Verder wensen velen van hen vast te houden aan de Joodse identiteit: ze laten Jongens besnijden en ze houden de sabbat en de religieuze feestdagen. Het enige waarin ze anders zijn dan anderen is dat ze een andere opvatting hebben over wie de Messias is.
Geweldsuitbarsting
De meeste Israëliërs lijken bereid de Messiasbelijdende Joden te accepteren als medeburgers. Hoewel dat niet wil zeggen dat ze het eens zijn met hun geloofsovertuiging. Er zou een uitgebreide sociologische studie nodig zijn om vast te stellen waarom er juist in een stad als Arad -en onlangs ook in Beersheva- grote problemen waren. Bronnen bij de Joods-Messiaanse en protestants-evangelische beweging wijzen op enkele mogelijke redenen.
In de eerste plaats heeft zich in Arad de ultraorthodoxe sekte van de Gur Chasidiem gevestigd. Deze groep zou zich ten doel stellen Arad te zuiveren. In de tweede plaats is een groot gedeelte van de bevolking van Arad en Beersheva afkomstig uit landen die geen democratische traditie kennen. Zij die hun wortels hebben in West-Europese of Noord-Amerikaanse landen hebben minder moeite met geloofs- en gewetensvrijheid voor iedereen.
Teleurstellend is de houding van de politie in het zuiden van Israël. Deze faalt in haar plicht de kleine minderheid van Messiasbelijdenden een gevoel van veiligheid te geven, onder het argument dat mensen vrijheid moeten hebben om te demonstreren. De politie heeft een grote demonstratie voor het huis van een van de gemeenteleden in Arad weliswaar verboden, maar de ultraorthodoxen zijn daarop bij het hooggerechtshof in hoger beroep gegaan. De rechters hebben nog steeds geen uitspraak gedaan.
Als de demonstraties voortduren, bestaat het gevaar dat zij zich uitbreiden naar andere plaatsen in Israël of dat ze tot een geweldsuitbarsting leiden waarbij doden vallen. De politie in het zuiden van Israël kan zich haar inefficiënte houding niet langer permitteren. Gaat dit zo door, dan kan er groot persoonlijk leed ontstaan onder de Messiasbelijdende Joden in Israël.