Klankbord voor onzeker Nederland
Haarscherp ontleedt hij de staat van verwarring waarin Nederland na de wisseling van het millennium verkeert. Zijn analyses vinden een goed onthaal bij een breed publiek. Hoe verklaart prof. dr. James Kennedy, Amerikaan en hoogleraar moderne geschiedenis in Amsterdam, zelf alle belangstelling voor zijn werk? „Nederland is onzeker. Welke kant gaan we op? Hoe ziet de toekomst eruit? In zo’n crisis stellen mensen het kennelijk op prijs als iemand van buitenaf laat zien wat er aan de hand kan zijn.”
De 42-jarige James Kennedy viert oud en nieuw dit jaar thuis, samen met zijn Nederlandse vrouw Simone, zijn drie kinderen en zijn ouders die vanuit Orange City, een dorpje in de Amerikaanse staat Iowa, zijn overgekomen. Zij waren er ook bij toen de hoogleraar deze maand een toespraak hield tijdens een multireligieuze bijeenkomst ter afsluiting van het regeringsjubileum van koningin Beatrix. Welke gebeurtenis heeft u het afgelopen jaar geraakt?
„De aanslagen in Londen op 7 juli. Ik ken de stad, we komen er regelmatig. Kort voor de terreuracties hadden we er met het gezin nog een bezoek gebracht. We waren in Ierland toen we het nieuws hoorden. Dan realiseer je je hoe kwetsbaar je bent. Ik denk dat deze schrijnende gebeurtenis op Europese schaal veel impact heeft gehad.”
Wie maakte op u de meeste indruk?
„Misschien moet ik nu de naam van Tony Blair noemen. De manier waarop hij na de aanslagen optrad, vond ik zonder meer goed. Hij liet zien dat hij de kwaliteiten had die op die momenten nodig waren. Hij nam de leiding, hij wist de juiste emoties naar voren te brengen en hij straalde vertrouwen in de toekomst uit. Blair heeft charisma, absoluut, meer dan Bush, misschien minder dan Clinton, maar in elk geval vind ik hem een leider van formaat.”
Welk boek hield u uit de slaap?
„Ik heb met genoegen het boek ”Dictators” van Richard Overy gelezen. Een knap verhaal over Stalin en Hitler. De vergelijking tussen beiden ligt al zestig jaar voor de hand, maar Overy heeft haar voor het eerst grondig en systematisch gemaakt.
Mijn vrouw leest ”Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink. Zij raadt mij sterk aan het te lezen. Ik hoop het volgend jaar te doen. Siebelink geniet enorme populariteit. Het houdt verband met een nostalgie met betrekking tot de jaren ’50. Mensen willen niet meer naar die verzuilde periode terug, maar ze spreken er niet meer zo negatief over als tien, twintig jaar geleden. Er is een verlangen naar de zekerheden en geborgenheden van toen.”
James Kennedy, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, volgt al sinds zijn studententijd in de Verenigde Staten de ontwikkelingen in Nederland op de voet. Dat is nogal uitzonderlijk, zegt hij zelf, want in Amerika interesseert bijna niemand zich voor wat er in dit land gebeurt.
„Mijn moeder komt uit Rotterdam. Zij emigreerde door haar huwelijk met mijn vader naar Amerika, die in Iowa werk vond als predikant. Als tiener ging ik af en toe met mijn ouders mee naar Nederland. Ik vond het een leuk land, al herinner ik me wel dat ik vaak ter verantwoording werd geroepen. Wat spookte Amerika uit in Vietnam? Wat deed de CIA in Nicaragua?”
Kennedy ontwikkelde grote belangstelling voor de roerige jaren ’60, die Nederland totaal op z’n kop zetten. Hij wijdde er in 1995 een dissertatie aan. „Ik zag de omslag in mijn eigen familie plaatsgrijpen. Tot die tijd rekende een deel zich tot de behoudende vleugel in de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarna niet meer. De meesten werden onkerkelijk of kwamen in de linkerhoek van de kerk terecht. Met de leidinggevende elite in kerk en staat ging het precies zo. Die was zo onder de indruk van de moderniteit, dat hij zonder bezinning overstag ging en zich aanpaste aan de vernieuwingen om zich heen.”
Na zijn promotie ging Kennedy aan de slag in Michigan, waar hij geschiedenis doceerde aan het Hope College, een universiteit van de Reformed Church in America. In 2003 kwam hij naar Nederland, nadat hij was benaderd voor de functie als hoogleraar in Amsterdam. Met zijn vrouw en kinderen vestigde Kennedy zich in Amersfoort. Hij sloot er zich aan bij de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Bang om te ’vernederlandsen’?
„Ik zal altijd meer Amerikaan dan Nederlander blijven. Dat heeft niets te maken met geringschatting voor Nederland. Het tegendeel is het geval. Ik voel me sterk betrokken bij het reilen en zeilen in dit land, maar ik blijf met hart en ziel Amerikaan. Ik voel dat als een verplichting. In Amerika ben ik gevormd, daar ging ik naar school, daar heb ik gewerkt.”
Nederlanders slaan zichzelf vaak op de borst vanwege hun nuchterheid. Terecht?
„Je ziet onder invloed van de emotiecultuur veranderingen optreden, maar over het algemeen vinden Nederlanders inderdaad dat je met emoties op een beheerste manier moet omgaan. Gevoelens mogen er zijn, maar uiteindelijk moeten mensen zichzelf wel in toom houden. Je moet altijd terugkeren naar de ratio. Dat hangt samen met de Nederlandse cultuur van overleggen en het zoeken naar overeenstemming. Je moet met elkaar verder.”
„In Amerika is dat anders. Politici uiten hun verontwaardiging op een felle manier, ze tonen woede over de misstanden die zij aantreffen. Vervolgens mobiliseren ze hun achterban met oproepen waar de vonken van afspatten. Daar heerst veel meer een debatcultuur.”
Zijn Amerikanen directer?
„O ja, zeker in de academische wereld. Als iemand een verhaal van je leest en het met je analyse niet eens, zegt hij dat ronduit. In Nederland zijn mensen minder frontaal. Dan krijg je van die typische zinnetjes als: „Wat ik miste, was…” Er is in Amerika ook meer oog voor hoofdlijnen, Nederlanders slaan nogal eens aan het millimeteren.”
Hoe complimenteus zijn Nederlanders?
„Over het algemeen genomen kent Nederland in tegenstelling tot Amerika geen lofcultuur, al zijn de mensen onder de grote rivieren scheutiger met complimenten dan zij die erboven wonen. Hetzelfde geldt voor de fatsoensregels. In Amerika komen de beleefdheidsvormen misschien wat overdreven over, maar je laat er duidelijker dan in Nederland zien dat je voor iemand achting hebt. Als je daar in de supermarkt tegen iemand opbotst, zeg je: „Excuse me.” Hier hoor je nauwelijks „sorry”, zelfs niet als je wordt gevloerd. Generaal Berlijn pleitte onlangs voor het naleven van de militaire groet. In Amerika is zo’n oproep ondenkbaar. Dat gebeurt er gewoon.”
Zelf hebt u geen klagen over waardering voor uw werk. Nederlanders stellen uw analyse over bijvoorbeeld de verwarring in de samenleving erg op prijs. Hoe verklaart u dat zelf?
„Ik ben behoorlijk verbaasd over de aandacht die er voor mij is. Natuurlijk, het doet mij goed. En ik doe mijn uiterste best om ervoor te zorgen dat ik mensen optimaal van dienst kan zijn.
Wat meespeelt, is volgens mij het feit dat ik een relatieve buitenstaander ben, een Amerikaan die de situatie in Nederland op enige afstand kan taxeren. Tegelijk toon ik grote betrokkenheid. Dat spreekt mensen kennelijk aan. Nederlanders zijn onzeker over hun eigen situatie. Er zijn tijden geweest waarin zij veel zelfbewuster en zelfverzekerder waren. Dat is nu anders. Ze hebben behoefte aan een klankbord.”
Is er sprake van een identiteitscrisis?
„Elke historicus is er beducht voor om die woorden in de mond te nemen. Maar er is wel iets aan de hand dat in die richting wijst. Ik weet niet hoe vaak mensen uit allerlei geledingen van de samenleving mij de afgelopen twee jaar hebben gezegd: „Wij zijn de weg kwijt.” In algemene zin gesproken denk ik dat het zo is.
Tot de jaren ’80 ziet Nederland zichzelf als een soort moreel gidsland: „Wij hebben een progressieve ethos, wij zijn beter en verlichter dan andere landen, wij regelen alles, ook controversiële onderwerpen als euthanasie en abortus.” De ambities zijn groot op het punt van wereldvrede en armoedebestrijding. Halverwege de jaren ’80 verandert die houding. Wat we hebben bereikt, stelt allemaal niet zo vreselijk veel voor. Na de val van Srebrenica in 1995 is dat idee helemaal verdwenen.
Onderhuids groeien de problemen. De traditionele kaders vallen weg, mensen hebben minder binding met de groeperingen waartoe hun ouders hun leven lang behoorden. Er rijst onrust over de verzorgingsstaat. De toestroom van nieuwkomers baart zorgen. De landsgrenzen vervagen. Tot en met de jaren ’90 blijft het relatief rustig, ook omdat de hoogconjunctuur van de economie het gevoel geeft dat alles wel goed zal komen.”
„Pim Fortuyn is nodig om Nederland wakker te schudden. De heersende elite grijpt vertwijfeld naar het hoofd. Net als in de jaren ’60 blijkt dat de keizer geen kleren aan heeft. Als je toen aan de politici had gevraagd waar zij pal voor stonden, dan hadden de meesten geen antwoord kunnen geven. Zij bleken niet te beschikken over een pand dat moest worden bewaard. Hetzelfde gebeurt vandaag de dag.”
Heeft Nederland baat bij een sterke leider?
„Ik heb er mijn aarzelingen bij. Leiderschap is een on-Nederlands begrip. Persoonlijk denk ik dat Nederland vooral politici nodig heeft die meer dan ooit tijd investeren in het gesprek met de gewone mensen. Nogal wat bestuurders geven mij de indruk dat ze dat uit de weg gaan. Dat heeft niet te maken met arrogantie, maar met traditie. In Nederland regel je je zaken nu eenmaal om de tafel. Je praat met organisaties, je bent actief in netwerken met mensen die ertoe doen.
Het punt is dat veel burgers zich niet meer bij die organisaties en netwerken betrokken voelen. Zij zijn onbestendig, wispelturig. Politici doen er daarom goed aan om juist deze mensen op te zoeken en hen aan zich te binden.”
Doet premier Balkenende het goed?
„Ik heb respect voor de minister-president. Hij heeft grote capaciteiten, meer dan hij in de media uitstraalt. Veel politici komen groter over dan in werkelijkheid het geval is. Balkenende doet het precies andersom. Hij is een hardwerkende, integere persoon. Binnen de traditionele bestuursstructuren komt hij goed uit de verf.
Maar wat hij doet, gebeurt te veel achter de schermen. Hij weet zijn verhaal onvoldoende aan de man te brengen.”
Doet zijn nieuwe look ertoe?
„Imagebuilding is in Amerika heel erg belangrijk. Je kunt erin doorslaan. Dat is de ene kant. De andere kant is dat je door een slechte uitstraling je boodschap tekort kunt doen. Als je dat kunt voorkomen door je kapsel te veranderen, heb ik er geen probleem mee. Integendeel. Zorg dat je er representatief uitziet, zeker als dat je verhaal ten goede komt.”
U bepleit in uw lezingen en publicaties herstel van deugden. Welke heeft Nederland in het bijzonder nodig?
„De komende jaren zullen voor Nederland niet gemakkelijk zijn. Er zijn sociale en religieuze tegenstellingen die niet zomaar verdwijnen. Wie hoort erbij, wie hoort er niet bij? Het ziet er somber uit en juist dan is het belangrijk om een burgerdeugd als hoop te beoefenen.”
„Christenen kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Zij richten hun hoop op een hemels Koninkrijk, maar tegelijk weten ze dat God van hen vraagt zich te bekommeren om de wereld waarin zij leven. Hun hoop op God moet zich uiten in bewogenheid en het zoeken naar vrede en gerechtigheid.”
Op de multireligieuze bijeenkomst ter gelegenheid van het regeringsjubileum van de koningin zei u dat Nederland hard moet werken aan pluriformiteit voor religies. Hoe combineert u dat met uw eigen gereformeerde overtuiging?
„Ik neem mijn uitgangspunt in 1 Petrus 2:17. Daar lees ik dat ik in de eerste plaats geroepen ben mijn broeders en zusters in het geloof lief te hebben. Ook geloof ik dat je je geloof mag uitdragen. Zending is volstrekt legitiem. Maar in de tweede plaats hoor ik Petrus ook zeggen dat ik alle mensen eer moet toebrengen. In de context van een pluriforme samenleving betekent dat dat ik zorg draag voor mijn naaste, ook als hij niet in Jezus Christus gelooft. Het is niet onorthodox om met andersdenkenden samen te leven.”
In haar kersttoespraak scheert de koningin dit jaar het geloof van moslims en christenen over één kam. Past dat bij de identiteit van Nederland, gelet ook op zijn ontstaansgeschiedenis?
„Staatshoofden hebben altijd de neiging om alle religies prima te vinden zolang ze maar een positieve bijdrage leveren aan de eenheid van de samenleving. Er is op de vraag geen eenduidig antwoord te geven. Zeker, als je in de zestiende eeuw als provincie bij de Republiek wilde behoren, moest je de gereformeerde religie onderschrijven. Maar tegelijk is het ook waar dat de positie van de Gereformeerde Kerk nooit dezelfde is geweest als bij voorbeeld die van de Lutherse Kerk in Zweden. Daar was iedereen lid van de kerk, in Nederland heerste toen al een veel pluriformere praktijk.”
Volgens bevindelijk gereformeerden ligt het antwoord op de crisis niet in het pluralisme, maar in een terugkeer naar het Evangelie. In hoeverre is het realistisch om daarvoor nog hoop te koesteren?
„De grote vraag van vandaag is in hoeverre religies die zich niet aanpassen aan de moderniteit nog op respect kunnen rekenen. Ik heb in mijn toespraak voor de koningin met nadruk gezegd dat de overheid niet moet kiezen voor een weg waarbij orthodoxie naar de marge van de samenleving wordt gedrongen, eventueel met strakke hand en repressief optreden.
Ik heb over de ontwikkelingen op dit punt echt mijn zorgen. Als je nu al ziet dat aan imams bepaalde eisen worden gesteld, dan denk ik: Who’s next? Hier worden de grenzen van tolerantie naar mijn mening overschreden. Ik zie niet direct voor de komende twee jaar problemen, maar ik vraag me wel af hoe de overheid op de langere termijn zal omgaan met orthodoxe gelovigen.
Toch moeten christenen niet wanhopen. Zij moeten volharden in hun hoop op God. Martin Luther King jr. was een man van de hoop. Hij was wars van een oppervlakkig optimisme. Hij geloofde niet in de goede wil van mensen. Hij wist dat de emancipatie van de zwarten gepaard zou gaan met een zware strijd. Toch stelde hij zijn vertrouwen op God. Hij geloofde dat de loop van de gebeurtenissen afhing van Gods soevereiniteit en dat God nog niet met deze wereld klaar was.”