Adjudant moet kunnen paardrijden
„Een adjudant spreekt drie talen, beschikt over een grote mate van sociale intelligentie, bezit diplomatieke en communicatieve vaardigheden, kan goed organiseren en heeft een representatief voorkomen.” En hij of zij moet paard kunnen rijden.
Koningin Beatrix kiest, net zoals voor haar hele hofhouding, ook voor het Militaire Huis de beste mensen voor het werk. Dat bestaat onder meer uit het voorbereiden van en begeleiden tijdens staats- en werkbezoeken.Ook op belangrijke momenten, zoals bij huwelijken en vooral de recente uitvaarten, spelen de militairen een zeer belangrijke en in het oog springende rol.
Hun rol in de geschiedenis van de Oranjes is te lezen en te zien in het boek ”Militairen aan het hof. De geschiedenis van het Militaire Huis 1849-2005”. Het boek is een initiatief van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Het zilveren jubileum van de koningin is aanleiding voor het boek, dat is geschreven door Jeoffrey van Woensel.
Militairen maken altijd en overal deel uit van een hofhouding. Een koning was tot in de negentiende eeuw in de eerste plaats militair en legeraanvoerder. Zo’n anderhalve eeuw geleden veranderde dat in Nederland.
Toen Willem III in 1849 het Militaire Huis oprichtte, maakten de mensen die ertoe behoorden niet langer deel uit van de krijgsmacht, maar van de hofhouding.
Oefeningen
Koningin Wilhelmina (1898-1948) was een echte ’soldatenkoningin’. Zij bezocht regelmatig de krijgsmacht en woonde grote oefeningen en troepenverplaatsingen bij.
Zowel voor het uitbreken van de Eerste als van de Tweede Wereldoorlog bracht ze een bezoek aan de gemobiliseerde troepen. Officieren van het Militaire Huis die aan het hof niet strikt nodig waren, stuurde de koningin naar hun legeronderdeel. Zij vond dat ze moesten doen waarvoor zij waren opgeleid.
Niet alle adjudanten waren hier even gelukkig mee. Zij waren volgens Van Woensel „dienstbaar, diplomatiek, correct en uiterst trouw -allemaal vaardigheden die hen bij uitstek geschikt maakten voor dienst aan het hof-, maar zij hadden geen enkele ervaring met bevelvoering te velde.”
Voor de Tweede Wereldoorlog waren de officieren van het Militaire Huis vrijwel zonder uitzondering van adel. Van dat automatisme moest koningin Wilhelmina na de oorlog niets meer hebben. Zij koos voor mensen die zich tijdens de bezettingsjaren hadden bewezen.
Ook onder koningin Juliana werd gekozen voor mensen van stavast. Juliana was niet buitengewoon in het militaire leven geïnteresseerd; prins Bernhard des te meer. Hij was de laatste echtgenoot van een koningin met eigen adjudanten.
Juliana voerde door dat minstens een van de adjudanten van de koningin een vrouw moet zijn. Ze had dat idee opgedaan tijdens een staatsbezoek aan Indonesië, waar twee vrouwelijke adjudanten van de Indonesische strijdkrachten haar begeleidden.
De eerste Nederlandse vrouwelijke adjudant was in 1973 kapitein M. E. M. Mulder. Zij werd in 1976 opgevolgd door kapitein-luitenant-ter-zee J. Prinsen. Zij genoot de eer om de sleep van de koningsmantel te dragen die Beatrix droeg tijdens haar inhuldiging.
Zakelijk
Koningin Beatrix koos direct voor een zakelijke aanpak. Afkomst van de adjudanten maakte definitief plaats voor deskundigheid.
De militairen blijven in de regel drie jaar aan het hof, dan keren ze terug naar hun krijgsmachtonderdeel. Het Militaire Huis bestaat uit de chef, op dit moment luitenant-generaal André Blomjous, acht adjudanten en vier ordonnansofficieren.
De adjudanten hebben de rang van luitenant-kolonel (landmacht en luchtmacht) dan wel kapitein-luitenant-ter-zee (marine). De Koninklijke Landmacht levert vier adjudanten, de marine en de luchtmacht ieder twee. Soms is er ook een marechausseeadjudant. De landmacht levert er dan één in.
Elke adjudant is bij toerbeurt een week ”adjudant van dienst” en staat dan de koningin ter beschikking. Hij of zij begeleidt de vorstin bij alle officiële activiteiten. De adjudant moet 24 uur per etmaal aanspreekbaar zijn.
De ”adjudant van dubbele dienst” ondersteunt een week lang prins Willem-Alexander en zijn vrouw. Op verzoek stelt de koningin een van haar adjudanten die geen dienst hebben beschikbaar aan de overige leden van het Koninklijk Huis.
De adjudanten staan vaak letterlijk een stap achter de koninklijke hoogheden. Hij of zij houdt echter alles in de gaten. Inclusief het spreekwoordelijke glaasje water en het naar achteren transporteren van de cadeautjes.
Lange broek
Voor de uitverkoren officieren is het adjudantschap een bijzondere stap in hun loopbaan. Zij doen ervaringen op die zij binnen de krijgsmacht nooit zouden hebben opgedaan. Als de adjudanten naar tevredenheid hebben gefunctioneerd, benoemt de koningin hen als blijk van waardering tot adjudant in buitengewone dienst.
Van Woensel zorgt in zijn boek voor een kleine onthulling. De laatste jaren is het weer gebruikelijk dat adjudanten kunnen paardrijden. Zij die dat niet kunnen, nemen na hun benoeming paardrijlessen bij de Koninklijke Stallen. Ze kunnen dan deelnemen aan het bereden ceremonieel, zoals op Prinsjesdag.
Luitenant-kolonel N. Ruigrok-Gillebaard was in 1991 de eerste vrouwelijke adjudant die van de stalmeester toestemming kreeg om op Prinsjesdag achter de gouden koets te rijden. Er was nog wel enige discussie over de vraag of zij in amazonezit moest rijden of dat zij in lange broek en met sporen ’gewoon’ te paard mocht gaan. Het werd het laatste.
N.a.v. ”Militairen aan het hof. De geschiedenis van het Militaire Huis 1849-2005”, Jeoffrey van Woensel; uitg. Boom; Amsterdam, 2005; ISBN 90 8506 228 4; 188 blz.; € 29,50.