De consciëntie
Laten we eens zien hoe ver een onwedergeboren mens kan komen in zijn wil en hartstochten. Laten we eens onderzoeken hoe ver hij kan komen op de weg des levens. Hij kan een droefheid hebben in het algemeen over zijn begane zonden, zodat het hart daarover ontsteld is. Want er is een droefheid naar de wereld die in de onbekeerde is en die de dood werkt.
Zie eens een man zo verstokt als farao. Hij werd overtuigd in zijn geweten, wakker gemaakt met Gods oordelen en geperst om op het laatst te zeggen: „Ik heb ditmaal gezondigd, de Heere is rechtvaardig.” Ook de heidense Felix werd zeer bevreesd toen hij Paulus hoorde prediken van rechtvaardigheid en rechtmatigheid en het toekomende oordeel. Zijn consciëntie verweet hem toen van onrechtvaardigheid. Een onwedergeboren mens kan ontsteld en benauwd wezen over de zonden, die niemand dan God alleen weet en waarvan hij geen schande of schade in de wereld te verwachten heeft.Het is wel zo dat een mens niets kan verbergen voor zijn consciëntie, die Gods stadhouder in zijn ziel is en het altijd aan Gods zijde houdt. Hoeveel kwaad hij ook in het geheim bedrijft, wat verborgen is voor alle mensen, onze consciëntie tekent het op en steekt de mens op zijn tijd. Tenzij zijn geweten met een brandijzer is toegeschroeid.
Hermannus Witsius, professor en predikant te Utrecht (”Geestelijcke printen”, 1741)