Binnenland

Houten schepen, stalen mannen

DE BILT - Raadseltje: wat is de overeenkomst tussen labber, zuggie en gemene frisse bramzeilskoelte? Oplossing: alle uitdrukkingen staan voor windkracht twee. Zeelui uit vroeger eeuwen vertrouwden de termen aan het scheepslogboek toe.

J. Visscher
23 December 2005 23:01Gewijzigd op 14 November 2020 03:19
DE BILT – Maritiem klimatoloog Frits Koek bij enkele scheepsdagboeken uit vroeger eeuwen: „Zeelieden wisten dat iedere reis de laatste kon zijn. Er dreigden zo veel gevaren. Toch gingen ze telkens de zee weer op, dwangmatig haast.” Foto RD, Anton Dommer
DE BILT – Maritiem klimatoloog Frits Koek bij enkele scheepsdagboeken uit vroeger eeuwen: „Zeelieden wisten dat iedere reis de laatste kon zijn. Er dreigden zo veel gevaren. Toch gingen ze telkens de zee weer op, dwangmatig haast.” Foto RD, Anton Dommer

Een „beetje moedeloos” waren ze soms wel, de 25 Nederlandse onderzoekers die de afgelopen vijf jaar scheepslogboeken uit de periode 1750-1854 doorvlooiden op gegevens over windkracht en windrichting.„Zeelieden gebruikten in die tijd nog niet de Beaufortschaal om windkracht aan te geven”, vertelt Frits Koek, maritiem klimatoloog bij het KNMI. „In totaal zijn we in de scheepsdagboeken 1500 verschillende typeringen voor de windkracht tegengekomen. Het was een heel karwei om al die verschillende omschrijvingen te vertalen naar de nu gangbare windkrachtomschrijvingen.”

Onderzoekers uit binnen- en buitenland bestudeerden met ganzeeer genoteerde windgegevens uit de scheepslogboeken en voerden ze in in de computer. Het betreft de Climatological database for the World’s oceans: 1750-1854 (Cliwoc). In 1854 werd de Wereldwijde Meteorologische Organisatie opgericht, dus vanaf die datum zijn geordende windgegevens voorhanden.

De boekenvorsers hebben de gegevens uit de periode 1750-1854 in hedendaagse taal op een rijtje gezet, het is aan andere wetenschappers om conclusies te trekken over veranderingen in windkracht en -snelheid door de eeuwen heen, zegt Koek, projectleider in Nederland. Zo op het oog heeft de klimatoloog geen „extreme” verschillen ontdekt tussen de periode 1750-1854 en het huidige tijdsgewricht, maar hij steekt daar zijn hand niet voor in het vuur.

De onderzoekers worstelden niet alleen met de vele windtyperingen, maar stuitten op nog een andere moeilijkheid. Veel kapiteins uit vroeger eeuwen gebruikten hun eigen systeem om de geografische lengte op de zeekaart te bepalen. Koek: „Halverwege de zeereis koos de kapitein vaak een andere nulmeridiaan, aan de hand van bijvoorbeeld een eiland in zee. Dat heeft het de onderzoekers moeilijk gemaakt. Als je zou rekenen volgens het huidige lengtebepalingssysteem, met de nulmeridiaan bij Greenwich in Engeland, zouden schepen ergens in de woestijn hebben gevaren. Dat kan natuurlijk niet.”

Het speurwerk in de oude scheepsboeken bracht tal van zeegeheimen boven water. Wetenswaardigheden over het strafregime op zee bijvoorbeeld. „Als iemand brood stal uit de kombuis of te veel porties alcohol had genuttigd, liep hij kans om voor een maand in de ijzers te worden gezet.”

Koek zelf trof het hoge aantal doden op een reis van bijvoorbeeld een VOC-schip van Nederland naar Indië. „Per reis overleden algauw twintig mensen. In het scheepsdagboek werd daar heel droog melding van gemaakt. Matroos Pietersen overleden. Met daarachter een doodskopje of een mannetje met een zeis.

Doorgaans werden de lichamen overboord gezet. Soms probeerde men iemand van een hogere rang naar Nederland mee te nemen. In een scheepsdagboek uit het eind van de achttiende eeuw kwamen we tegen dat opvarenden het lichaam van een kapitein probeerden te bewaren in een vat met vloeistof. Omdat de stank op een gegeven moment niet meer te harden was, is het lichaam alsnog overboord gezet.”

Informatie over zware orkanen uit vroeger eeuwen troffen de onderzoekers mondjesmaat aan. De reden is wrang. „Dan vergingen de schepen en verdwenen dus ook de dagboeken.”

Boeiend zijn de logboeken waarin beschreven wordt hoe de bemanning een zware storm overleeft. „Je voelt dat de spanning in een scheepsboek zich opbouwt. Het is net een roman. Een wachtloper beschrijft hoe masten breken, de hagel en de sneeuw over het dek striemt, zodat de huid van het gezicht wordt geschuurd. Alles wordt vastgezet. De bemanning bidt God om redding. Als de storm weer is gaan liggen, lees je dat men God dankt voor het behoud.”

Gaandeweg het onderzoek kreeg Koek, zelf voormalig stuurman op de grote vaart, „diep respect” voor zeelieden uit vroeger eeuwen. „Dat was het echte werk. Vergeleken met de achttiende eeuw stelt de grote vaart nu niks voor. Toen had je houten schepen, stalen mannen. Die zeelieden wisten dat iedere reis de laatste kon zijn. Er dreigden zo veel gevaren. Toch gingen ze telkens de zee weer op, dwangmatig haast. Ze wilden niet aan de bedelstaf geraken.”

voetnoot (u17(Op zoek naar het verhaal achter opvallende berichtjes van het afgelopen jaar. Dinsdag deel 5 in een serie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer