Illegale immigratie
De staats- en regeringsleiders van de Europese lidstaten vergaderen vrijdag en zaterdag in de Spaanse stad Sevilla om een actieplan te ontvouwen waarmee zij de illegale immigratie definitief terug willen dringen. Het is niet de eerste keer dat zij zich het hoofd breken over dit lastige probleem. Drie jaar geleden, tijdens de halfjaarlijkse topconferentie in het Finse Tampere, stond de asielproblematiek ook al hoog op de agenda.
Daar spraken de Europese leiders af de immigratiewetgeving van de lidstaten te harmoniseren. De effectiviteit van maatregelen tegen illegale immigratie naar Europa neemt immers toe wanneer de asielzoekers te maken krijgen met een eenduidige koers van de Europese Unie.
Het plan bood inderdaad enig perspectief om de stroom vluchtelingen te remmen. Papier is echter geduldig en de praktijk blijkt heel weerbarstig te zijn. Van een echte gezamenlijke aanpak kwam tot nu toe nauwelijks iets terecht.
Inmiddels hebben uitslagen van parlementsverkiezingen duidelijk gemaakt dat de kiezer schoon genoeg heeft van de machteloosheid die de politiek op dit punt etaleert. De opmars van rechtse, meer conservatieve partijen in veel Europese landen valt voor een belangrijk deel te verklaren uit de onvrede over de aanwezigheid van illegalen en van vreemdelingen die zich onvoldoende aanpassen aan de westerse cultuur.
Veel kiezers stellen deze groepen -al dan niet terecht- verantwoordelijk voor toenemende spanningen in de samenleving, voor stijgende criminaliteitscijfers en voor verslechtering van de economie. Dat idee leefde in sommige kringen al langer, maar er rustte een taboe op. Dat is opgeheven. Respectabele politici schrijven bijvoorbeeld de toename van geweld op straat toe aan vreemdelingen. En niemand beschuldigt hen nog langer van rechts-extremisme.
Vooral uit zorg over een verdere verrechtsing van het politieke klimaat in Europa hebben de Britse regeringsleider, Tony Blair, en de Spaanse gastheer, José Maria Aznar, het debat over het asielprobleem opnieuw aangezwengeld. Zij stellen voor de landen waar de vluchtelingen vandaan komen te korten op ontwikkelingshulp als die niet meewerken aan de terugkeer van afgewezen asielzoekers.
Dat klinkt goed, zeker bij degenen die geen enkele boodschap willen hebben aan de nood van mensen elders in de wereld. Toch is het niet meer dan gezwollen spierballentaal die een oplossing van het probleem in de verste verte niet benadert.
Europese regeringen kunnen korten op de subsidies aan Afrikaanse landen waar werkelijk honger heerst, maar daardoor zullen asielzoekers zich niet laten weerhouden. Eerder zal daardoor de stroom economische vluchtelingen verder toenemen. Op zich nog begrijpelijk ook. Wat doet een mens die honger lijdt en weet dat de voorraadkast bij de buren vol zit? Die probeert daar binnen te komen.
Het is inderdaad in het belang van de vluchtelingen zelf dat zij een leefbaar bestaan hebben in hun eigen land. Daarvoor zal het Westen maatregelen moeten nemen waardoor de omstandigheden voor deze mensen verbeteren. Natuurlijk kan de EU niet alle problemen in de wereld oplossen. Maar zij kan van haar rijkdom wel een groter steentje bijdragen aan de oplossing van het armoedevraagstuk dan nu het geval is.
Aan de andere kant is het van belang dat Europa eindelijk eens werkelijk de handen ineenslaat om het asielprobleem aan te pakken. Elke lidstaat wenst een Europese aanpak, maar die moet dan wel een kopie zijn van het eigen nationale beleid. Dat is onmogelijk. Wanneer de onderlinge grenzen volledig open zijn, rest er maar één oplossing: gezamenlijk en eenduidig de gemeenschappelijke buitengrens bewaken.