Cultuur & boeken

Portret van een koloniale stad

Met vakmanschap en beeldend vermogen weet Hendrik E. Niemeijer een rijkgeschakeerd beeld op te roepen van het zeventiende-eeuwse Batavia. Zijn boek ”Batavia” laat zien hoe ellendig het lot van honderdduizenden mensen is geweest.

Dr. O. W. Dubois
21 December 2005 08:54Gewijzigd op 14 November 2020 03:18

Nederland heeft een rijk koloniaal verleden. Dat geldt vooral met betrekking tot de geschiedenis van Nederlands-Indië. Het blijft bijzonder dat een betrekkelijk klein volk duizenden kilometers overzee een koloniaal rijk heeft gesticht dat meer dan 300 jaar heeft stand gehouden en een stempel heeft gedrukt op de oorspronkelijke samenleving, die men naar Westers model wilde omvormen. Deze samensmelting van Nederlandse en inheemse cultuur geeft koloniale geschiedenis een geheel eigen en boeiende kleur. Het boek van Niemeijer over de zeventiende-eeuwse koloniale samenleving van Batavia maakt dit duidelijk.Het begin van deze samenleving dateert van 1619. In dat jaar veroverde Coen -door Jan en Annie Romein in hun ”Erflaters van onze beschaving” omschreven als de grondlegger van het Nederlandse koloniale rijk - het plaatsje Jacrata en begon hij met de bouw van Batavia. In tegenstelling tot wat men had gehoopt vestigden zich hier slechts betrekkelijk weinig Nederlanders.

In plaats van een vestigingskolonie werd Batavia een exploitatiekolonie van de VOC, waarvan het bestuur weliswaar in handen van een kleine Nederlandse minderheid berustte, maar waarvan de overgrote meerderheid uit inlanders of Aziaten bestond die vooral in de gebieden om de stad -de Ommelanden- woonden. Belangrijke inlandse groeperingen waren de mardijkers (vrijgelaten voor-Indische slaven en slavinnen en hun nakomelingen) en mestiezen, afstammelingen van gemengde huwelijken van blanken en inheemsen.

Na een proces van kerstening en inburgering vormden de mardijkers en mestiezen de groep die kan worden aangeduid als de christeninlandse burgerij en werd zij voor de VOC de belangrijkste stabiliserende factor in de Bataviase samenleving.

Het leven van velen was niet gemakkelijk. Dit gold natuurlijk heel sterk voor de slaven, de helft van de bevolking, die aan veel willekeur waren blootgesteld en ook bij lichte overtredingen soms bijzonder zware straffen kregen. Slaveneigenaren konden tot op grote hoogte hun gang gaan en het vereist soms sterke zenuwen de door Niemeijer weergegeven gevallen van martelingen en kastijdingen te lezen. Niettemin was er een door de overheid gestelde grens en konden ook slaveneigenaren voor al te wrede behandelingen worden gestraft.

Moeizaam was ook het leven van vele inlandse vrouwen die in concubinaat leefden. Beeldend beschrijft de auteur enkele van deze moeizame levens.

Boeiend is de beschrijving van het leven buitenshuis dat zich vooral afspeelde op de serambi, de stoep. Overdag was de serambi vooral het domein van vrouwen die voortdurend met elkaar praatten, ruzie maakten, thee dronken, zoetigheden verorberden en slaven commandeerden. Ruzies rond de serambi waren niet ongewoon. Levendig, gelardeerd met fraaie zeventiende-eeuwse citaten, beschrijft Niemeijer hoe fel men met woord en daad op elkaar kon reageren, vooral in de volksbuurten waar zelfdiscipline vaak moeizamer werd opgebracht dan in de betere wijken, al was ook hier de beschaving een dun vernis.

De meerderheid van de Bataviase bevolking was moslim, terwijl er daarnaast minderheden van Chinese boeddhisten en rooms-katholieken waren. De Nederlandse christelijke overheid gaf aan de eerste twee groeperingen, ondanks verzet van kerkelijke zijde, in het algemeen veel vrijheid van openlijke godsdienstoefening, een vrijheid die voor rooms-katholieken niet was weggelegd, bevreesd als men was dat deze erfvijanden van het protestantisme de overhand zouden krijgen.

De Bataviase samenleving was dus wat wij nu noemen een multireligieuze gemeenschap. Door de heersende protestantse minderheid werd dit echter niet toegejuicht. Integendeel: met veel ijver -waarbij kerk en staat eendrachtig optraden- streefde men naar kerstening en christianisering van de maatschappij, de naleving van de christelijke regels en wetten.

Dit laatste kwam duidelijk tot uiting in het verbod op het concubinaat, het onwettig samenleven van man en vrouw. Voor kerk en overheid was dit ontoelaatbaar. Maar juist hier openbaarde zich een grote kloof tussen ideaal en werkelijkheid. In de Aziatische samenleving was het concubinaat van oudsher veel voorkomend en vele Nederlandse mannen pasten zich hieraan moeiteloos aan.

Tot een christelijke samenleving behoort ook zorg voor armen en zwakken. In Batavia is hiermee zeker ernst gemaakt. Men trok zich het lot aan van slaven en slavinnen die door hun eigenaars op straat waren gezet, stichtte een armenhuis, een weeshuis en bedeelde honderden armen.

Ook lezing van deze hoofdstukken laat zien hoe ellendig het lot van honderdduizenden mensen is geweest. Dit alles blijft voor de lezer geen abstracte zaak. Aan de hand van de bronnen, rijkelijk aanwezig in het VOC-archief in Jakarta, wordt hij meegevoerd in de levens van individuele mensen van honderden jaren geleden. Mensen die door het talent van de schrijver tot leven komen.

”Batavia” is een voorbeeldige en op nauwkeurig bronnengebruik gebaseerde historische studie. Met vakmanschap en beeldend vermogen weet de schrijver een levendig en rijk geschakeerd beeld op te roepen van de zeventiende-eeuwse Bataviase koloniale samenleving. Voor de overzeese geschiedschrijving is dit boek ongetwijfeld een aanwinst.

N.a.v. ”Batavia. Een koloniale samenleving in de 17de eeuw”, door Hendrik E. Niemeijer; uitg. Balans, Amsterdam, 2005; ISBN 90 5018 723 4; 440 blz.; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer