Drie zaken
Een geveinsde kan zo’n schone schijn vertonen dat het is als een schilder die een gordijn op zijn schilderij schilderde. Hij bootste dat zo fijn na dat er iemand kwam om het schilderij te bezien en toen het gordijn wilde opzij schuiven.
Zo is er menig geveinsde, die zo’n schone schijn maakt van de godzaligheid dat men het voor waarheid houdt. Dat is geen wonder, de satan zelf kan zich veranderen in een engel des lichts. Het kan ook zijn dat een die waarlijk wedergeboren is zeer weinig genade heeft, tenminste naar zijn eigen gevoel. Hij acht het Koninkrijk der hemelen gelijk een mosterdzaadje, ja zo klein, dat hij het nauwelijks kan bemerken. Als dan de wedergeborene en onwedergeborene, de eerste op zijn slechts en de ander op zijn best, voorgesteld worden, komen zij elkaar zeer na. Dat maakt het nauwkeurig onderscheid des te moeilijker.Om nu een verlegen ziel naar onze geringheid enige ondersteuning te geven, wil ik drie dingen u voorhouden. Ten eerste, hoe ver een onwedergeboren mens in het betrachten van zijn schijngodzaligheid komen kan en evenwel onwedergeboren blijft. Ten tweede, hoe weinig genade een wedergeboren mens hebben kan en toch inderdaad wedergeboren is. Ten derde, hoe ver de minste genade in een wedergeboren mens al het schijngoed van een onwedergeboren mens overtreft.
Hermannus Witsius, professor en predikant te Utrecht (”Geestelijcke printen”, 1741)