Binnenland

Islamitisch College wijst oordeel hoofddoek af

AMSTERDAM (ANP) – Het Islamitisch College Amsterdam legt het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling over de kwestie Haddad naast zich neer. Dat heeft het bestuur van de school donderdag laten weten. De commissie stelde in november dat de school onterecht een islamitische lerares had geweigerd omdat zij geen hoofddoek wilde dragen.

15 December 2005 12:57Gewijzigd op 14 November 2020 03:17

De islamitische school weigerde haar eind mei een baan als docente Arabisch, omdat zij als moslima geen hoofddoek draagt en die ook niet wil gaan dragen. Niet–islamitische leraren kunnen vrijstelling krijgen van die verplichting, maar Haddad niet.
Het bestuur is het eens met de commissie dat technisch gesproken een hoofddoek niet noodzakelijk is voor de uitoefening van een functie binnen de school. Maar bij het islamitisch geloof horen bepaalde kledingvoorschriften, vindt de school. „De noodzaak ligt besloten in onze levensovertuiging en de daarmee samenhangende regels, zoals die ons gegeven zijn.”De school reageerde donderdag ook op een brief van de Amsterdamse onderwijswethouder Aboutaleb. Daarin schreef de wethouder dat hij zich zorgen maakte over de intolerante houding van het college. Het bestuur vindt dat niet tolerantie in het geding is, maar de godsdienstvrijheid. „Het belijden daarvan leidt bij de islam tot bepaalde kledingvoorschriften”. Het bestuur vindt dat deze ook in de werksfeer geuit mogen worden.

De opmerking van Aboutaleb dat de school hem onlangs nog heeft gevraagd te helpen bij stageplekken en banen voor hoofddoekdragende moslima’s en dat hij dan ook verwacht dat de school zich op zijn beurt zich tolerant opstelt tegenover niet–hoofddoekdragende moslima’s, is bij de school in het verkeerde keelgat gevallen. „Dit principe eenvoudigweg omkeren en verlangen dat ons bestuur het met het geloof dan maar als tegenprestatie wat minder nauw moet nemen, vinden wij een opmerkelijke benadering”, schrijft het bestuur in een brief aan de wethouder.

Aboutaleb liet donderdag via zijn woordvoerder weten dat hij het jammer vindt dat de school de verhoudingen zo op scherp zet. „En dan niet de verhoudingen met de wethouder maar met de stad Amsterdam”. Inhoudelijk blijft Aboutaleb bij zijn eerder verzonden brief. Hij hoopt dat de betrokken docente deze zaak voor gaat leggen aan de rechter. „Want tenslotte leven we in Nederland in een rechtstaat.”

Het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling is juridisch niet bindend. 85 Procent van de oordelen wordt echter opgevolgd. Bovendien moet de rechter bij een eventuele rechtszaak het oordeel meenemen in de toelichting op het vonnis. Als de rechter al afwijkt van het oordeel van de CGB dan mag dat alleen gemotiveerd. In ruim 70 procent van de gevallen volgt de rechter het oordeel van de commissie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer