„O Betje, dat ik U niet meer hep mogen zien”
SLIEDRECHT - Vier jaar of langer in den vreemde, in Indië of China. Baggeraars uit Sliedrecht en omstreken doorstonden veel eenzaamheid. De hoogtepunten en dieptepunten thuis, zoals geboorte en overlijden, moesten ze alleen verwerken. De geloofsbeleving van de baggeraars is het onderwerp van een boeiende expositie in het Nationaal Baggermuseum in Sliedrecht.
Sliedrecht en Werkendam waren rond 1900 slechts besloten dorpjes. Werkendam werd zelfs „de vrouwenhemel” genoemd. Een vreemde benaming, omdat de vrouwen het niet bepaald gemakkelijk hadden. Veel mannen waren om de broodwinning naar het buitenland getogen. De foto’s laten dat ook zien: het zijn vooral vrouwen die zijn afgebeeld.„De mannen werden niet gedwongen om naar het buitenland te gaan, maar als ze in Nederland 10 gulden verdienden en in China 40, dan wilden ze wel”, zegt projectleider Hermien Rijnhout. „De armoede was vaak nijpend. Vaders, met soms hun zonen, tekenden een contract van vier tot zes jaar en gingen weg. Met name na 1900 zwermden ze in groten getale uit.”
Onder het motto ”Werken en kerken overzee” besteedt het Baggermuseum aandacht aan de geloofsbeleving van de „buitenaf-werkers”, zoals de overzeese arbeiders werden genoemd. Het waren niet alleen de baggeraars, maar ook de rijswerkers, die zorgden voor versteviging van de oevers. Deze kwamen doorgaans uit Werkendam.
Te midden van andere culturen, gebruiken en godsdiensten moesten de arbeiders zich staande houden. Door het zwervende bestaan en de afgelegen werklocaties hadden ze weinig contact met zeemanshuizen, Nederlandse kolonisten of missieposten.
De geloofsbeleving van deze zwervende baggeraars wordt belicht via de persoonlijke brieven en kaarten die bewaard zijn gebleven. Daarnaast geven voorwerpen en foto’s een indruk van de cultuur en godsdienst van het betreffende land. De expositie laat zo’n vijf werklocaties zien en belicht die aan de hand van oorspronkelijk materiaal uit de regio.
Thuislezer
Zo komen we de Werkendamse rijswerkers tegen die in 1907 naar China gingen. Vanuit Antwerpen of Rotterdam -of soms via de trans-Siberische spoorweg- reisden zij naar Sjanghai, waar ze de rivieren moesten uitdiepen vanwege de komst van Europese handelsschepen. Louwke van Elzelingen stichtte in Sjanghai zelfs een Hollands kerkje. Hij werkte maar liefst 27 jaar in China. Arie van Heijstek gaf aan een Chinees een Bijbel en deze jongen (met wie hij staat afgebeeld) is tot geloof gekomen.
De buitenafwerkers waren van verschillende kerkelijke huize: hervormd, gereformeerd, christelijk gereformeerd en van de Gereformeerde Gemeenten. Ook een thuislezer treffen we aan.
Het geloof was velen tot steun. In een ontroerende brief is te lezen over een zekere Arnoldus (Nol) Visser. Hij schrijft zijn vrouw in Nederland over zijn verdriet omdat tijdens zijn verblijf in het buitenland hun dochter is gestorven. „Nochthans kunnen wij God niets ongerijmts toeschrijven, want gelievde vrouw en kindren ik mag vastgelove dat ons kint is naar den Hemel gegaan.” Nol schrijft verder: „Wand bij ogenblikken dan zit ik te roepen: O Betje, dat ik U niet meer hep mogen zien.”
Aan het slot van de brief meldt hij dat hij op 4 juni 1922 uit Batavia zal vertrekken richting Holland. Het zijn zijn laatste geschreven woorden. Vóór Frankrijk sterft hij, mogelijk aan scheurbuik. Hij wordt direct in een loden kist gelegd en zijn vrouw probeert het lichaam nog naar Nederland te krijgen. Maar tevergeefs.
De tinbaggeraars uit Sliedrecht maakten tijdens de Tweede Wereldoorlog de vreselijke bezetting onder de Japanners mee. Mannen en vrouwen (met hun kinderen) werden in aparte kampen ondergebracht. Familieleden wisten jarenlang niet van elkaar of zij in leven waren gebleven. Velen stierven als gevolg van ziekten, uitputting of een harde behandeling.
Mevrouw Rijnhout zegt dat ze verschillende reacties van mensen heeft gehad die vertelden hoezeer nonnen goed werk deden in de kampen. „Zij leefden uit de Bijbel en hadden soms ook ”De navolging” van Thomas a Kempis bij te zich. Zij gaven godsdienstig onderwijs en zorgden voor een sobere christelijke begrafenis bij de vele sterfgevallen.”
Voor de behoudende bewoners van de Alblasserwaard betekende het verblijf ook een cultuurschok. Een oma ging weer terug naar Nederland toen zij in Indië zag dat de tinmolens op zondag continu doordraaiden. Een zekere Janne Prins merkt op dat de zondag in Indië vrijer beleefd werd. Ze schrijft: „Op zondag dook de dominee met ons in het zwembad. Als je in Holland naar een fiets keek, was dat al verkeerd.”
Zeemansgraf
Langzamerhand begon het pastorale werk overzee ook organisatorische vormen aan te nemen. Zo begeleidde een predikant een groot schip met bijna enkel vrouwen en kinderen die zich, na anderhalf jaar gescheiden te zijn geweest, bij hun echtgenoten in Indië voegden. Tijdens de tocht werd één kind gedoopt; drie kinderen kregen een zeemansgraf.
In Sliedrecht ontstond in de jaren zestig een interkerkelijke commissie die zich inzette voor de geestelijke belangen van de baggerwerkers en hun gezinnen. Deze organisatie werd in 1979 omgezet in de Stichting Pastoraat Werkers Overzee (SPWO).
Ook crisispastoraat kreeg een plaats. Een schokkende gebeurtenis was de ramp met het valpijpschip Rockness in het Noorse Bergen in 2004. Het schip kapseisde in enkele seconden na een botsing met de wal en achttien mensen stierven, hoofdzakelijk Filipijnen.
Via klopsignalen hadden de reddingwerkers contact met de overlevenden. Er werden gaten in de scheepswand geboord en briefjes naar buiten gewerkt om berichten door te geven. De briefjes zijn op de tentoonstelling te lezen.
De secularisatie ging de baggeraars niet voorbij. Hermien Rijnhout: „De Nederlandse baggeraars vragen nu niet meer om kerkdiensten. Het zijn vooral de Filipijnse mensen die behoefte hebben aan gebedsdiensten. Die zijn rooms-katholiek en heel afhankelijk in hun geloof.”
De expositie eindigt met opnamen van de rouw- en dankdienst naar aanleiding van de ramp op de Rockness. Rouw én dank? Mevrouw Rijnhout: „Ja, de Filipijnse familieleden bleven enkele dagen bij de gebalsemde lichamen. Maar zij spraken ook hun dank uit voor degenen die overleefden.”
De foto’s zijn veelzeggend. Tijdens een rouwdienst deden cadeautjes in geschenkverpakking de ronde. Ze maakten de dankbaarheid zichtbaar.
De expositie ”Werken en kerken overzee” is tot 25 februari te bezichtigen in het Nationaal Baggermuseum, Molendijk 204, Sliedrecht. Geopend van dinsdag tot en met zaterdag, van 14.00 uur tot 17.00 uur (niet op officiële feestdagen).