Schriftkritiek en ietsisme reiken elkaar de hand
Dr. G. D. J. Dingemans schreef vijf jaar geleden ”De Stem van de Roepende”. Dr. E. S. Klein Kranenburg schreef toen dat de theoloog in dat boek afwilde van „de belerende domineeskerk die vanaf de preekstoel zegt wat te doen en te geloven.” Een soortgelijk pleidooi voor een kerk-van-onderen is waarneembaar in Dingemans’ jongste uitgave. Die draagt als titel ”Ietsisme. Een basis voor christelijke spiritualiteit?”. In die publicatie reiken Schriftkritiek en ietsisme elkaar de hand.
Dingemans begint met de verwarring van het postmodernisme te tekenen. De mens heeft er -na alle triomfen van de wetenschap- geen begrip meer van hoe het heelal en de wereld in elkaar zitten. Hij heeft ook geen grip meer op deze planeet. Toch functioneert alles behoorlijk doelmatig. En tegelijk hangt de wereld aan een zijden draadje. Er is iets, het gans andere, het bevreemdende. Iets boven alles.In volgende hoofdstukken schetst de auteur hoe mensen in het verleden dat ”iets” een naam hebben gegeven. Zo bestond er volgens de doctor bij de plattelandsbevolking in de woestijngebieden van het Midden-Oosten een oude jahwistische vorm van godsdienst. Die zou zich hebben verenigd met -nota bene!- de onder Israël gehanteerde Baälgodsdienst. Profeten in de tijd van de koningen zouden een veranderingsproces op gang hebben gebracht. Dat zou na de Babylonische ballingschap zijn uitgemond in het herschrijven van het deuteronomistisch geschiedwerk. Toen zouden voor het eerst het verbond en het monotheïsme in beeld zijn gekomen.
Globalisering
Hoe gaven mensen in de geschiedenis nog meer een naam aan het ”iets”? Naast de godsdienst van Israël ontstond het Griekse denken. Daarbij begon niet de mythologie de toon aan te geven, schrijft Dingemans, maar de rede.
Daarnaast was bij die naamgeving van het ”iets” natuurlijk in het begin van onze jaartelling de manifestatie van Jezus van belang. Hij betoonde veel liefde en solidariteit met de wereld. „In de christelijke traditie heeft men aan het lijden en sterven van Christus verzoenende kracht toegeschreven”, aldus de doctor. En na Zijn dood wist Paulus de boodschap van Jezus relevant te maken voor de hellenistische wereld: vrijheid en een geest van liefde en dienstbaarheid jegens medemensen.
Ondertussen werd de wereld de laatste halve eeuw tot een ”global village”. Diverse beschavingen weten zich gedwongen rekenschap te geven van hun relatie tot andere culturen en godsdiensten. De vraag is aan de orde welke vruchtbare bijdragen godsdiensten kunnen bieden aan de voortgang en het geluk van de mensheid.
Moslims zullen, zo meent Dingemans, in het reine moeten zien te komen met westerse waarden en normen. En Europa moet de islam accepteren als tweede godsdienst. Bij dat alles zou het ietsisme volgens de auteur een goed uitgangspunt kunnen zijn. Een geschikte start om oude bedenksels over God overboord te gooien en op een nieuwe manier tegen het verschijnsel religie aan te kijken. In het tweede gedeelte van het boek belijdt Dingemans klip en klaar dat wij het absolute en exclusivistische monotheïsme maar moeten afwijzen. Het laat immers te weinig ruimte voor de eigen ontwikkeling van de wereld.
De auteur verwacht voor de toekomst niet dat de traditionele geloofsgemeenschappen zullen ophouden te bestaan. Ze zullen blijven. Als „woestijnbloemen.” Maar hij bepleit ook ruimte voor ietsisten die in kleine groepen als alternatieve geloofsgemeenschappen tot bloei kunnen komen. En het kerkzijn zou ook vorm kunnen krijgen in eenmalige manifestaties of happenings die het verlangen naar God levend kunnen houden bij bredere bevolkingsgroepen.
Kritiek
Het bovenstaande geeft een onvolledig beeld van dr. Dingemans’ publicatie. Maar voldoende om een mening te vormen. Ik maak drie kritische opmerkingen. In de eerste plaats: Ik weet niet welke doelgroep de auteur precies beoogt. De argeloze lezer zal niet altijd de volstrekte samenhang van de dingen kunnen bevatten. Het is altijd goed eerst de structuur van een boek toe te lichten.
Een tweede notitie. Schriftkritiek en postmodernisme reiken elkaar in deze uitgave via het ietsisme gretig de hand. Dingemans gaat te rade bij de godsdienstwetenschap en ontleent allerlei veronderstellingen aan niet te bewijzen theorieën. Voor goddelijke openbaring en geloof dat zich gebonden weet aan Gods Woord is in zijn boek geen plaats.
Met de derde kanttekening zijn we terug bij het begin. Godsdienst lijkt voor Dingemans iets wat mensen zelf maken. Voor de oeroude Bijbelse gedachte dat God Zich niet alleen openbaart in de Bijbel, maar dat Christus ook Zijn heerschappij uitoefent door de ambten is geen plaats. Wie het actuele, onschriftuurlijke denken wil leren kennen, kan het boek lezen. Wie er niets mee nodig heeft, kan het beter laten liggen.
N.a.v. ”Ietsisme. Een basis voor christelijke spiritualiteit?”, door G. D. J. Dingemans; uitg. Kok, Kampen, 2005; ISBN 90 435 1113 7; 175 blz.; € 14,90.