Meertaligheid is het toverwoord
De hoop om het dialect te doen overleven is gevestigd op ouders van nu, omdat de meeste Twentse ouders van nu grootgebracht zijn met onversneden dialect. Natuurlijk, ook toen al hadden woorden als ”beppe” en ”detta” plaatsgemaakt voor oma en opa, maar zo gaat dat nu eenmaal bij een levende taal als het Twents. Net zo vlot neemt een levende taal ook weer nieuwe woorden op als ”hatte skiewe” en ”MP3-spöller”.
Voorstanders van het opvoeden in gezond Riessens, Eanters of Hooltns krijgen nog wel eens het verwijt dat ze veel te fanatiek zijn met hun platte taaltje, maar daar gaat het nu juist niet om. Kinderen hoeven in 2005 niet alleen maar plat te leren, maar meertaligheid is het toverwoord. Als een kind dan op latere leeftijd toch definitief wil overgaan op algemeen Nederlands, dan is dat geen enkel probleem. Mensen mogen immers de taal spreken waar ze zich lekker bij voelen. De taalpraktijk wijst trouwens uit dat meertalig opgevoede kinderen in het algemeen nooit talen afzweren maar alle registers gewoon blijven gebruiken. Er zijn zelfs gevallen bekend van mensen die in hun jonge jaren het vertikten om dialect te spreken, maar er later juist trots op waren dat ze zich in het Rijssens konden uitdrukken.Dat in onderwijsland de inzichten ook drastisch aan het veranderen zijn, kan bijna niemand ontgaan zijn. Basisschoolleerlingen krijgen al Engelse les en in het voortgezet onderwijs is het TTO (tweetalig onderwijs) en het VTO (versterkt taalonderwijs) heel erg in de mode. Bij het TTO wordt het grootste deel van de vakken in het Engels gegeven en bij het VTO wordt een groot deel van de les Engels, Duits of Frans gesproken. Opmerkelijk genoeg is niemand meer bang dat kinderen taalproblemen zullen krijgen met zo veel verschillende talen. Een ongegronde vrees overigens, want het taalvermogen van kinderen is veel flexibeler dan ouders veelal vermoeden. „Ze köant völle mear dan a-j oarg in hebt.”
Laat het kind zo vroeg mogelijk kennismaken met goed en mooi dialect, dat vergroot de algemene ontwikkeling en als het kind dan later toch afscheid wil nemen van het dialect, dan gebeurt dat in ieder geval gemotiveerd. Zo langzamerhand komt er ook steeds meer geschikt kindermateriaal, zoals het boekje ”Barre” dat het Van Deinse Instituut (de Twentse Academie voor de streekcultuur) uitgeeft. ”Barre” is een tweetalig lees- en prentenboek voor kinderen tot en met 6jaar. Het is een oud volksverhaaltje over een vrouwtje dat een varkentje als huisdier neemt. Ze noemt het diertje Barre en alles gaat goed zo lang het dier klein is. Maar als Barre eenmaal een volwassen varken is, moet het verhuizen naar een hok in de tuin van het vrouwtje. Dat verloopt niet zonder problemen en daar gaat het verhaaltje over.
Wilma van der Veen heeft het volksverhaal bewerkt en de prachtige prenten getekend. Het boekje is tweetalig, rechts staat de Nederlandse tekst en op de linkerpagina’s de vriendelijke Twentse tekst van Twentes beroemdste etymoloog, drs. André Hottenhuis. Een ideaal boekje voor vaders en moeders en misschien nog wel meer voor opa’s en oma’s om een gezellig uurtje in het plat met hun (klein)kind door te brengen.
N.a.v. ”Barre”, door Wilma van der Veen (bew.); uitg. Van Deinse Instituut, Enschede, 2005; ISBN 90 74064 25 6; 40 blz.; € 10,95.