Het computerbezit onder de Nederlandse bevolking is de laatste jaren wel duidelijk toegenomen. In 2000 bezat meer dan 70 procent van de Nederlanders een pc, tegen 18 procent in 1985. In huishoudens met kinderen in de tienerleeftijd liep dit zelfs op tot 90 procent. Het aantal 65-plussers met een computer verdrievoudigde bijna naar 24 procent.

Zes op de tien computers hebben inmiddels een internetaansluiting. In 2000 zat de Nederlander -in zijn vrije tijd- gemiddeld bijna twee uur per week achter de pc. Jongeren en mannen zijn het meest achter de computer te vinden.

Het gebruik van internet als bron van informatie maakt een geleidelijke groei door. Kranten en de televisie blijven echter de informatiebronnen bij uitstek, behalve voor jongeren beneden de 20 jaar.

Nederlanders e-mailen meer dan een paar jaar geleden, maar vooral met familie en vrienden. E-mail is dus meer een aanvulling van bestaande contacten dan dat het deze ondermijnt. De meeste e-mailcontacten overschrijden zelden de landsgrenzen.

De angst dat internet het dag- en nachtritme doet vervagen, is nauwelijks bewaarheid. ’s Nachts en in de vroege ochtend blijken mensen nauwelijks achter hun pc te gaan zitten. Flexibilisering van de werktijden is nauwelijks zichtbaar. Er is zelfs sprake van een trend dat er eerder meer op kantoortijden wordt gewerkt dan minder, stelt het SCP.

Na de internethype is er inmiddels een periode van kritische reflectie op de nieuwe technologie aangebroken, meent het planbureau. De waardering voor digitale technologie is duidelijk groter dan die voor bio- en milieutechnologie. Voor kernenergie en militaire technologie bestaat weinig waardering.

Internet heeft niet de beoogde toename van de efficiëntie opgeleverd. In de periode van de opmars van de computers is de omvang van de vrije tijd afgenomen, de reistijd toegenomen en bleven de patronen van dagindeling veelal stabiel. De digitale revolutie is dan ook niet vergezeld gegaan van een culturele revolutie, maar van meer geleidelijke veranderingen, concludeert het SCP.