Poldermodel in 300 pagina’s
Titel:
”Hollands Water. Het hoogheemraadschap van Rijnland na 1857”
Auteur: L. Giebels
Uitgeverij: Matrijs, Utrecht, 2002
ISBN 90 5345 199 4
Pagina’s: 320
Prijs: € 29,95. Voeren de Nederlandse waterschappen strijd tégen of óm het water? Dijkgraaf E. H. van Tuyll van Serooskerken heeft het antwoord. „Is eeuwenlang de vraag ”malen of bergen” vrijwel automatisch in het voordeel van het eerste beslecht, nieuwe inzichten vragen een benadering waarbij eerst bezien wordt of berging mogelijk is”, zo noteert hij in de inleiding van het door Ludy Giebels geschreven boek ”Hollands Water”.
Het 320 bladzijden tellende boekwerk beschrijft de historie van het hoogheemraadschap van Rijnland tussen 1857 en 1970, het 800 jaar oude instituut dat is belast met dijkbeheer, bescherming tegen overstromingen, controle op illegale lozingen, bemaling en waterzuivering. Auteur Giebels stelt bijna alle aspecten van het waterschap in het gebied tussen Den Haag, Haarlem, Amsterdam en Gouda aan de orde: personeel, financiën, dijken, dammen en duinen, inpoldering, bemaling en zuivering. Ook het bestuur van het gebied komt uitgebreid voor het voetlicht. Logisch, want het Nederlandse poldermodel dankt zijn naam aan de unieke organisatie die onze waterschappen al sinds de Middeleeuwen hebben.
”Hollands Water” is een vervolg op het boek ”Hoogheemraadschap van Rijnland, zijn recht en zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857” van waterstaatsjurist Fockema. Het beginpunt van ”Hollands Water” valt samen met het moment dat het Rijnland een nieuw reglement kreeg en het eindigt met de invoering van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
In de beschreven periode heeft het waterschap steeds meer aandacht gekregen voor de kwaliteit van het water en minder voor de kwantiteit ervan, aldus Giebels. „Dit proces begint eind jaren twintig, wanneer de verzilting van het boezemwater alarmerende trekken begint te krijgen.” Die accentverschuiving vormt een rode lijn in zijn boek.
Een ander belangrijk item is de droogmaking van de Haarlemmermeer. De auteur vindt het een goed voorbeeld van een grote ingreep in de waterhuishouding waarvan de gevolgen nauwelijks konden worden voorzien, en besteedt dan ook veel aandacht aan de operatie.
Giebels wil met zijn boek niet alleen de geschiedenis van het waterschap weergeven, maar ook een soort biografie van het instituut en zijn werkgevers bieden. Hij schrijft dan ook over economische en technische veranderingen én over looneisen, vakbonden en werkomstandigheden. Daarbij streeft hij ernaar „het op zichzelf misschien wat abstracte waterbeheer inzichtelijk te maken met voorbeelden uit het kleine menselijke bedrijf.”
Toch is het doel van ”Hollands Water” niet alleen informatief maar ook educatief. Dat blijkt uit de lessen die Giebels uit de geschiedenis trekt. Zo is er veel te leren van de gevolgen die de economische expansie van de 19e eeuw op de toenmalige waterhuishouding had, aldus de auteur. „Deze sneden direct in het uitgebalanceerde waterstaatkundige evenwicht, waardoor dan veelal pas achteraf weer maatregelen moesten worden genomen. Het is verwonderlijk dat pas in de laatste jaren het besef is gegroeid dat in het kwetsbare laag-Nederland voor de uitvoerbaarheid van infrastructurele ingrepen eerst naar de waterstaat moet worden gekeken.”
De verstrekte informatie is overzichtelijk geordend, hoewel sommige paragrafen wel wat korter hadden gekund. Een groot lettertype, veel illustraties en foto’s (zwartwit en kleur) en interessante landkaartjes zorgen voor een prettig leesbaar geheel. Zodoende is ”Hollands Water” goed toegankelijk voor „eenieder die geïnteresseerd is in de werking van een van Nederlands oudste bestuursorganen”, zoals de achterflap meldt. Overigens kan ook iemand die gewoon wil weten wat het verschil is tussen een eerste en een tweede kruier en tussen een rijs- en een aardwerker prima met het boek uit de voeten.