Vechten voor een verloren ideaal
Titel: ”Niemandsland. Ierse vrijwilligers in het Britse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog”
Auteur: Marcel Stuivenga
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2004
ISBN 90 5911 350 0
Pagina’s: 215
Prijs: € 24,95.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, dreigde in Ierland het conflict over de toekomst van het eiland juist op een burgeroorlog uit te lopen. Beide partijen geloofden dat hun tegengestelde doelen zouden worden geholpen wanneer zij hun jongeren naar het front zouden sturen. Hoe het afliep, is beschreven in een prijswinnende doctoraalscriptie. Eigenlijk was het opportunisme ten top. De Ierse nationalistische leider John Redmond dacht dat een ’bloedoffer’ de regering gunstig zou stemmen en Ierland zelfbestuur (onder de Britse kroon) zou geven. Ongeveer 80.000 rooms-katholieke jongeren volgden zijn oproep.
De unionisten meenden dat vrijwillige aanmelding juist zou bevorderen dat Ierland, net als Schotland, een soort provincie van Engeland zou blijven. Ruim 60.000 protestantse jongemannen volgden daarom het advies van Sir Edward Carson. In absolute getallen dus minder dan onder de katholieken, maar de protestanten maakten slechts een kwart van de bevolking uit.
Zelfbestuur van Ierland was geen theoretisch ideaal. Na tientallen jaren van strijd was in het Londense Lagerhuis in april 1912 immers de ”Home Rule Bill” aangenomen.
De protestanten op het eiland waren daartegen. ”Home Rule” was ”Rome Rule” en een regering door het Vaticaan zou alle presbyteriaanse vrijheden om zeep helpen. Maar Carson was politicus genoeg om zich hierbij te kunnen neerleggen. Daarom vocht hij vooral nog voor de uitsluiting van Ulster, het huidige Noord-Ierland, waar protestanten de meerderheid hadden.
Maar aan beide kanten was er ook veel verzet tegen het akkoord. In het noorden werd de ”Ulster Volunteer Force” (UVF) opgericht, die nog steeds angst inboezemt. En in het zuiden vormden zich de ”Irish Volunteers”, later opgevolgd door de IRA (Iers Republikeins Leger). Beide groepen bestelden wapens in Duitsland. De Britse politie dwarsboomde alleen de zuiderlingen.
Als de wereldpolitiek geen wending had genomen, zou de spanning op een burgeroorlog zijn uitgelopen. Beide partijen kwamen echter overeen de strijd over de toekomst van het eiland in de ijskast te plaatsen en begonnen hun jongeren op te roepen te vechten voor het Britse rijk.
Afrikaners
Het Britse leger was in 1914 nauwelijks voorbereid op een grootschalig conflict. Het wereldwijde Britse Rijk steunde vooral op de marine.
In veel katholieke Ierse families bestond een lange militaire traditie. Rond 1830 was ruim 40 procent van Britse krijgsmacht van Ierse afkomst. In de Boerenoorlog tegen de Afrikaners in Zuid-Afrika vochten Ieren mee, hoewel de Ierse leiders meer sympathie voor de Boeren hadden. Ook in andere Europese krijgsmachten namen Ieren deel, zodat landgenoten soms tegen elkaar moesten vechten.
Een volwaardige plaats kregen de Ierse rekruten in 1914 echter niet. Daarvoor was de spanning met de Engelsen te groot en het vertrouwen te klein. Ook regimenten met voornamelijk katholieken hadden vrijwel altijd protestantse commandanten.
Zowel Carson als Redmond wilde dat de minister van Defensie, Lord Kitchener, gewoon hun eigen verzetsbewegingen in uniform zou hijsen en als volledige divisies zou overnemen. Maar dat gebeurde niet. Na veel debat vormde hij wel het ”36th (Ulster) Division” (van unionistische protestanten). Een volledig rooms-katholiek regiment kwam er niet. Wel het gemengde ”10th (Irish) Division”.
Redmond zelf vond dit echter niet erg, want als gematigde Ierse nationalist hoopte hij op een toekomst voor katholieken én protestanten. In de loopgraven zouden de soldaten hun gezamenlijke Ierse identiteit ontdekken.
Veel andere Ieren waren nationalistischer dan hun leider en zagen dit als verraad. Het radicale Sinn Fein startte een antirekruteringscampagne.
De oorlog moest snel voorbij zijn, maar duurde vier lange jaren. Veel Ieren sneuvelden. Dit had zijn weerslag aan het thuisfront. Terwijl de Ierse jongens aan het front moed en dapperheid bewezen, kalfde thuis de steun voor het zelfbestuur af. Volledige afscheiding van Ierland kreeg nu de wind in de zeilen.
De radicalen beraamden in 1916 de Paasopstand tegen het Britse bestuur, maar dit leidde aanvankelijk alleen tot een groot bloedbad in Dublin.
De volksopstand kwam pas later, toen de Britten door allerlei noodmaatregelen het eiland weer bezetten. De publieke opinie wenste in toenemende mate volledige onafhankelijkheid van het Britse moederland.
Guerrilla
Terwijl thuis de rekruteringscampagne grote averij opliep, begon aan het front de beproeving pas echt. Het offensief aan de Somme in Noord-Frankrijk kostte tussen juli en november 1916 tienduizenden soldaten het leven, zonder dat er sprake was van noemenswaardige terreinwinst.
Na het debacle aan de Somme boekte het radicale Sinn Fein begin 1917 opzienbare verkiezingswinst. Bij de eerste stemming na de oorlog, in november 1918, won Sinn Fein zelfs 70 procent van alle stemmen.
De gekozenen namen echter hun zetels in Westminster niet in, maar vormden een ”Dail Eireann”, een Iers parlement. Dat was het startschot voor de Anglo-Ierse Oorlog, die van 1919 tot 1921 duurde. Na twee jaar van bittere guerrilla eindigde de oorlog met de onafhankelijkheid van Ierland en de deling van het eiland.
Toen de veteranen van het front terugkeerden, vonden ze een ander Ierland dan ze hadden verlaten. Het ideaal van zelfbestuur was verdampt. In plaats dat ze een erkenning kregen omdat ze voor het vaderland hadden gevochten, hitste de IRA werkgevers tegen hen op hun geen werk te geven. Ruim tachtig oud-strijders werden zelfs vermoord.
Maar ook van het Britse leger kregen ze geen erkenning. Terwijl de protestanten uit Ulster werden omhangen met medailles en jaarlijkse herdenkingen, werd de Ierse moed vergeten.
Onder Ierse geschiedschrijvers raakte deze passage uit de geschiedenis in de vergetelheid. Pas zestig jaar later werd bijvoorbeeld serieus uitgezocht hoeveel Ieren zich hadden gemeld.
De regering deed het al niet beter. Toen twintig jaar na dato in Dublin een monument werd opgericht, is een officiële inhuldiging bewust vermeden. Pas in 1998, na het vredesakkoord tussen de Republiek Ierland en Noord-Ierland, werd in het Belgische Mesen de Irish Peace Tower onthuld, maar voor de veteranen was dit natuurlijk te laat.
De protestantse veteranen uit Ulster kregen daarentegen welhaast legendarische status. Binnen enkele jaren verschenen overal gedenktekens. Hier zweeg de geschiedschrijving niet, maar werd het Sommeoffensief even belangrijk als de Slag aan de Boyne in 1690.
Door de politieke tegenstellingen werd pas in 1987 zorgvuldig berekend dat ruim 140.000 Ieren zich tijdens de oorlog hadden laten rekruteren. Hiervan keerden er 30.000 niet terug.
Reliëf
De historicus Marcel Stuivenga heeft deze hele geschiedenis vastgelegd in zijn boek ”Niemandsland”. De publicatie is de beloning voor zijn doctoraalscriptie, die een prijs kreeg van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog.
De laatste jaren groeit de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog. Nog nooit kwamen bijvoorbeeld zo veel bezoekers op de slagvelden als juist tegenwoordig.
Stuivenga’s boek is een verrassend goed historisch werk, want het legt onbekend terrein bloot. De prijs is daarom verdiend.
Dit uitstekende boek heeft wel enkele zwakke punten. De schrijver verduidelijkt nergens het conflict tussen protestanten en rooms-katholieken in Ierland. Een goede historische inleiding van enkele pagina’s zou het boek meer reliëf hebben gegeven.
Daarnaast zegt hij consequent dat de (Engelse) Anglicaanse Kerk de belangrijkste onder protestanten is. Dit is echter de (Schotse) Presbyteriaanse Kerk. En het ”Ulster League and Covenant” uit 1912 is overduidelijk een woordspeling op het ”Solemn League and Covenant” uit 1643 in Schotland, waarin edellieden verklaarden de godsdienstige soevereiniteit van Schotland met goed en bloed te verdedigen. Zo’n detail is niet overbodig, omdat die naam natuurlijk bewust was gekozen omdat die bij protestanten in Ulster iets opriep.
Deze kleine gebreken wekken de indruk dat de schrijver niet een goed overzicht heeft van de historische en religieuze achtergrond van het conflict. Door enkele eenvoudige ingrepen zou het boek meer zijn geworden dan een boeiend stuk militaire geschiedenis.
De opzet van het boek is helder. Wel zijn de alinea’s steevast onnodig lang, wat het (snel)lezen niet ten goede komt. Niet alleen de academische begeleider, maar vooral de uitgever had dit moeten corrigeren.