Boosaardig beestje bedreigt bedehuizen
MAASSLUIS - De Groote of Nieuwe Kerk in Maassluis -bekend om zijn Garrelsorgel- wordt bedreigd door de bonte knaagkever. Het beestje vreet zich, evenals in een reeks andere Nederlandse kerkgebouwen, een weg door het hout en veroorzaakt veel schade. Actie is hard nodig, maar subsidies liggen niet voor het oprapen.
Bij binnenkomst door de hoofdingang van het godshuis uit 1639 wordt de bezoeker direct met de neus op de feiten gedrukt. Op een antieke houten collectebus prijkt een A4’tje met een oproep om geld te geven voor de aanpak van de bonte knaagkever. De tekst op het papier leidt de aandacht af van de oorspronkelijke letters ”Gedenkt den armen” die op de collectebus staan geschreven. Een graadmeter geeft aan dat er inmiddels 10.000 euro is opgehaald vanuit de hervormde gemeente.„Dat is een prachtig bedrag”, vindt koster A. Wassink, „maar lang niet genoeg voor restauratie en reparatie van het dakgewelf. We verwachten dat het benodigde bedrag in de tonnen gaat lopen.”
De plankjes van het houten gewelf moeten er allemaal uit, weet Wassink. Op het eerste gezicht lijkt er geen vuiltje aan de lucht. De koster beaamt dat. „De plankjes die voor ons zichtbaar zijn, zijn nog wel goed, maar de ribben waarop ze zijn bevestigd, zijn aangetast.”
Op de begane grond is het probleem duidelijker. Vele gaatjes in het hout van een oud koorhek verraden dat de bonte knaagkever er met vlijt te werk is gegaan. Het diertje heeft het hout van het fameuze Garrelsorgel -van recenter datum dan andere houten constructies in de Groote Kerk- tot op heden met rust gelaten.
Voor de bestrijding van de bonte knaagkever bestaan diverse methoden. „We kunnen het hout injecteren”, legt Wassink uit. „Een andere optie is om het hout door stoom te verhitten, zodat het diertje eruit komt. Een derde mogelijkheid is om de kever met een soort magnetronstraling te lijf te gaan. Welke methode we moeten kiezen, is nog niet duidelijk. Daarvoor kijken we nog hoe ze het in andere kerken oplossen.”
Wassink komt voor zijn werk regelmatig in andere kerkgebouwen. Hij controleert door het hele land het klimaat in kerken, onder meer met het oog op de orgels. „Bij alle drie de recente begrafenissen van het koninklijk huis heb ik ook de klimaatcontrole in de Grote kerk van Delft mogen doen”, vertelt hij niet zonder trots.
Om duidelijk te maken waar het probleem dat de bonte knaagkever veroorzaakt om draait, heeft de Maassluisse dorpelwachter in een vitrine enkele aangevreten en losgelaten stukken hout bewaard. De talloze gaatjes in houten delen van het dakgewelf tonen de enorme schade die het beestje aanricht. Enkele dode exemplaren van de boosdoener liggen er als trofeeën in een kistje naast.
Op sommige plekken in het godshuis zijn houten onderdelen al eerder extra vastgezet. Maar Wassink waarschuwt dat de kostbare hersteloperatie binnen enkele jaren moet plaatsvinden. „Ik moet er niet aan denken dat er straks hout naar beneden valt.”
Woordvoerder B. de Vries van Monumentenzorg bevestigt dat „veel kerken” in Nederland worstelen met de aanwezigheid van de bonte knaagkever. „Het insect is een grote boosdoener.”
Om hoeveel kerkgebouwen het precies gaat, kan De Vries niet zeggen. „Wij hebben daar geen cijfers van. Globaal gezien zou je kunnen zeggen dat het probleem zich vooral voordoet in de brede kuststrook, zeg maar Noord- en Zuid-Holland en Zeeland. Het diertje voelt zich in dat gebied met een relatief hoge luchtvochtigheid in zijn element.”
De voorkeur van de knaagkever voor vochtige ruimtes verklaart volgens de woordvoerder ook de aanwezigheid van het beestje in kerken. „Kerkgebouwen zijn meestal onverwarmd en vochtig. Bovendien is er veel zwaar eikenhout aanwezig, waar de bonte knaagkever zich graag in nestelt.”
Aanpak van het insect is moeilijk, weet De Vries. „Het beestje is erg slim en weet soms bestrijdingsmiddelen te ontwijken. De behandeling van houten constructies kan op het eerste gezicht best een goed resultaat laten zien, maar de bonte knaagkever komt na een jaar of vijftien gewoon weer terug. Het is een eeuwenoud probleem, dat ook de komende eeuwen nog zal blijven voortbestaan.”