Beproeving
Wij moeten wel acht geven dat wij de zelfbeproeving op de rechte wijze doen. Dat is nauwkeurig, zonder iets over het hoofd te zien. „Doorzoek uzelf nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk…”, Zefanja 2:1. Het moet ook niet terloops, maar in bedaardheid gebeuren. „Zet uw hart op uw wegen”, Haggaï 1:7. En streng, zonder pluimstrijkerij of vleierij.
Zelfbeproeving moet aanhoudend plaatsvinden, totdat men achter de zaak gekomen is. Men moet ook de uiterlijke omstandigheden waarnemen. Dat wil zeggen dat men zich moet begeven in de eenzaamheid om in dit gewichtige werk niet gestoord te worden.Men moet de verstrooide gedachten bijeen vergaderen. Men moet aan de ene kant verkeerde zelfliefde afleggen, die het verstand verblindt. Aan de andere kant moet men alle wreedheid en ongelovige onbarmhartigheid omtrent zichzelf van zich afzetten, waardoor men verhinderd wordt om een goed vonnis over zichzelf te vellen. Men moet tot de Heere zuchten om ontdekkend licht en men moet Gods Woord voor ogen hebben, want dat is het richtsnoer en de toetsteen.
Beschouw beide schilderijen, dat van Jezus liefhebbers en van vroege zoekers. Let op de trekken met toepassing van uzelf. Let op de hoogachting voor Jezus en op de rusteloze begeerte naar de gehele Jezus, zodat alles wat Jezus niet is, niet vergenoegen kan. Ga nu volgens dit onderwijs te werk en zie toe waar u uitkomt.
Eduard Meiners predikant te Emden (”Christus alles en in allen”, 1738)