Pakistan positief over hulp christenen
ISLAMABAD - De noodhulpactie die Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK) via plaatselijke christenen in Pakistan heeft opgezet, heeft tot de nodige aandacht geleid in het islamitische land. De overheid stelt zich tot dusverre positief op tegenover de inzet van de christenen.
Het doel van de inmiddels afgeronde noodhulpactie was om 1000 gezinnen te voorzien van tenten, dekens en voedsel. Vrijwel alle aangekochte hulpgoederen zijn nu uitgedeeld, aldus de SDOK in een persbericht. In een tentenkamp in Islamabad werden ongeveer 400 gezinnen geholpen. De andere noodhulppakketten zijn uitgedeeld in de omgeving van de plaatsen Mushafarrabad, Balakot en Bagh.Alle hulpgoederen werden ingekocht in het zuidelijker gelegen Lahore en vervolgens met grote vrachtwagens vervoerd naar Islamabad, de hoofdstad van Pakistan. Vanuit Islamabad zijn de hulpgoederen met kleinere auto’s door drie teams het getroffen gebied ingebracht en gedistribueerd. Onderin elk noodhulppakket bevond zich een Nieuwe Testament en een Kinderbijbel. Het project werd ook financieel gesteund door Zweedse christenen.
Christenen hebben de overheid van Pakistan vanaf het begin betrokken in hun hulpactie. In samenwerking met het ministerie van Informatie werden de gebieden aangewezen waar de hulpgoederen zijn uitgedeeld. Toen de tien vrachtwagens met hulpgoederen in Islamabad aankwamen, had een ontmoeting plaats met diverse hoge functionarissen, waaronder de leider van de regeringspartij en de minister van Informatie. Zij inspecteerden de vrachtwagens en spraken hun grote waardering uit voor de inzet van de christenen.
Televisiestations maakten hiervan opnamen en de nationale dagbladen maakten melding van „dit bijzondere initiatief van christenen.”
Niet overal in het rampgebied werd de hulpverlening door de christenen echter gewaardeerd. Toen een van de teams in een klein dorp in Kasjmir een start wilde maken met de verdeling van de goederen, ontstond een vijandige sfeer. Enkele tientallen radicale moslims sloten vijf christenen in en begonnen hen te bedreigen met de dood. Terwijl de christenen probeerden te ontkomen, werden ze bekogeld met grote keien. Uiteindelijk slaagden zij erin hun auto’s te bereiken en weg te rijden. Een deel van de hulpgoederen lieten ze achter. Onder begeleiding van militairen zette het team zijn activiteiten in een ander gebied voort.
Namens de SDOK bracht medewerker Edwin Baelde enkele dagen geleden een bezoek aan het rampgebied. Hij bezocht onder andere de plaatsen Mushafarrabad en Balakot. Met name in de laatste plaats trof hem de totale verwoesting die de aardbeving heeft aangericht. „In Balakot is werkelijk geen enkel huis ongeschonden gebleven. Bijna alles ligt in puin”, aldus Baelde.
Hoewel de voedselvoorziening inmiddels redelijk tot goed op gang is gekomen, is volgens hem van wederopbouw nog volstrekt geen sprake. „In Balakot stond ik op de puinhopen van wat eens een school was geweest. Op het moment van de aardbeving bevonden zich meer dan 200 kinderen in het gebouw. Niet een van hen wist te ontkomen en zeven weken na de aardbeving liggen ze nog altijd begraven onder het puin.”
Door de grote financiële steun die de SDOK momenteel van haar achterban voor het werk in Pakistan ontvangt, is het mogelijk om vervolgprojecten in Pakistan op te starten.
Eerste prioriteit is volgens Baelde dat de mensen in de hoger gelegen gedeelten van het rampgebied verder worden voorbereid op de strenge winter, bijvoorbeeld met dikke kleding of huisvesting. Tevens bezint de stichting zich op het opzetten van een tehuis voor de vele weeskinderen die er nu zijn. Ook de watervoorziening is een probleem. Er is grote behoefte aan nieuwe waterputten.
De SDOK werkt deze vervolgprojecten uit in nauwe samenwerking met de christenen in Pakistan. Baelde: „De mogelijkheden die zij hierdoor krijgen om met de boodschap van het Evangelie in contact te komen met hun moslimlandgenoten, zijn enorm en die willen we verder benutten.”