De tijd
Er is een tijd waarin de wind waait. Zo heeft God ook Zijn tijden om het leven der genade te blazen in Zijn uitverkorenen. In sommige ter twaalfde ure, gelijk bij de moordenaar aan het kruis.
De mens kan de wind zijn tijd niet voorschrijven, wanneer hij zal beginnen te blazen. Deze vrijheid van te blazen is alleen aan Hem. Hoe dikwijls roept de Kerk om deze wind. Hoe dikwijls leggen wij onze oren aan de trompet waarin Hij gewoon is te blazen.Een gelukzalige martelaar gebruikte alle middelen en kon geen troost verkrijgen, noch de liefde van God voelen. Toen hij naar de brandstapel ging, voelde hij onverwacht de wind van Gods Geest blazen. Toen riep hij uit: „Hij is gekomen. Hij is gekomen.”
Ook hebben onze harten hun winters. Wanneer u een koud, verstijfd, bevroren en ongevoelig hart hebt, is er geen plaats voor deze winden om te blazen. Maar als daar is uw lente, uw eerste bekering, dan blaast de wind meestal sterk.
Geliefden, murmureert niet over de barmhartigheid en de goedheid van God in de geestelijke genade aan iemand. Het is tevergeefs boos te worden tegen het blazen van de wind. Wie is zo onstuimig dat hij daartegen wil twisten?
Bind de Geest van God niet aan enkele uitwendige middelen en bepaal Zijn tijden niet. Hij blaast waarheen Hij wil en op Zijn tijd.
Daniël Dijke, predikant te Epping (”Al de werken”, 1670)