Dat betoogde het CDA woensdag in de Tweede Kamer tijdens het debat over de begroting 2006 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. CDA–Kamerlid De Vries zei zich zorgen te maken over de tanende betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen. Dat zou in de hand worden gewerkt door te grote scholen. „Die zien ouders te veel als consument”. Een fusietoets door de minister vergeleek De Vries met de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) die bij fusies in het bedrijfsleven in de gaten houdt of er nog wel genoeg te kiezen blijft voor de consument. „Door fusies van scholen wordt de keuzevrijheid van ouders steeds minder”, waarschuwde De Vries.

Het CDA-Kamerlid zei niet te weten hoeveel scholen er bij zouden komen als de stichtingsnormen omlaag gaan. Nu zijn er voor de oprichting van een school nog minimaal tweehonderd leerlingen nodig. Deze norm hangt samen met het aantal mogelijke leerlingen dat in een buurt woont. Zo kan de norm in de grote steden oplopen tot 330 leerlingen. Ook de norm voor opheffing verschilt per gemeente. Die ligt tussen de 23 en tweehonderd leerlingen.