Amsterdam belicht straatlantaarns
AMSTERDAM (ANP) – Met de presentatie van een geschiedenisboekje, een boekje met wandel– en fietstochten en de opening van een tentoonstelling stond Amsterdam maandag stil bij het 500–jarig bestaan van de openbare verlichting in de stad. In het geschiedenisboekje en met de expositie “Lantaarns door de eeuwen heen” in Museum EnergeticA belicht de gemeente hoe Amsterdammers de afgelopen 500 jaar ’s avonds en ’s nachts op straat goed konden zien.
In 1505 bemoeide de Amsterdamse overheid zich voor het eerst met de verlichting door de verplichting dat elke inwoner na negen uur ’s avonds een lantaarn mee moest nemen als hij zich op straat begaf.Tot halverwege de 17e eeuw stelde de stadsverlichting nog niet veel voor, maar na een uitvinding van de schilder Jan van der Heyden plaatste de gemeente ruim 2500 olielantaarns in de stad. Kaarsen behoorden hiermee tot het verleden. Gemeentelijke ’aanstekers’ moesten de lampen ontsteken en doven.
In 1816 ontstak koning Willem I voor de eerste keer gasverlichting in Amsterdam en na een kwart eeuw brandden de eerste stadslantaarns op gas. In vergelijking met buitenlandse steden was de hoofdstad toen karig verlicht. In 1851 bestond de stadsverlichting slechts uit 1843 stadslantaarns. Rond 1900 begon de gemeente met elektrisch licht en toen nam ook het aantal lantaarnpalen sterk toe.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de stad sinds 1944 volledig in duisternis gehuld vanwege de afkondiging van de alarmtoestand. Na de oorlog brandden er al snel vele lantaarns en deed het stroombesparende kwikverlichting zijn intrede. In 1970 was de gloeilamp uit het straatbeeld verdwenen. Anno 2005 draagt de gemeente inmiddels zorg over 140.000 lampen.