Kosovo stevent af op onafhankelijkheid
PRISTINA - De onlangs tot VN-gezant voor Kosovo benoemde Martti Ahtisaari reist momenteel de Balkan rond ter voorbereiding op de gesprekken die moeten leiden tot een definitieve status van het internationaal protectoraat. De Fin staat voor een moeilijke taak: de Albanese meerderheid in Kosovo eist volledige onafhankelijkheid, iets wat voor de Serviërs onbespreekbaar is.
In het voorjaar van 1999 maakten NAVO-bombardementen een einde aan de Servische onderdrukking van de Albanezen in Kosovo. Het leger werd gedwongen zich terug te trekken, waarna de Verenigde Naties het bestuur over de Servische provincie op zich namen. Over de definitieve status van Kosovo weigerden de VN lange tijd te spreken. Eerst moesten Serviërs en Albanezen leren vreedzaam samen te leven en gezamenlijk de politieke en economische problemen te lijf te gaan.Die politiek heeft gefaald, zo bleek vorige maand uit een rapport dat de Noorse diplomaat Kai Eide in opdracht van VN-baas Kofi Annan opstelde. Met het democratiseringsproces in Kosovo is het nog altijd droevig gesteld. Daarnaast komt ook de economische ontwikkeling amper van de grond. Het officiële werkloosheidspercentage bedraagt 57 procent en volgens de Wereldbank moet 37 procent van de 2 miljoen Kosovaren rondkomen van maximaal 1,42 euro per dag.
Het is alleen aan de internationale troepenmacht KFOR te danken dat Albanezen en Serviërs elkaar niet opnieuw in de haren vliegen. Dat werd vorig jaar maart nog eens pijnlijk duidelijk, toen het tot een nieuwe uitbarsting van etnisch geweld kwam, waarbij negentien doden vielen.
In zijn rapport gaf Eide aan dat de huidige toestand onhoudbaar is geworden. Daarop besloot de VN-Veiligheidsraad het roer om te gooien. Op 24 oktober bepaalde de raad unaniem dat er zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen over de definitieve status van Kosovo. De gesprekken daarover moeten nog voor het einde van dit jaar beginnen en binnen twaalf maanden zijn afgerond.
Aan de Finse oud-president Ahtisaari de schone taak om Serviërs en Albanezen om één tafel te krijgen en hen het ook nog eens met elkaar eens te laten worden. Bepaald geen eenvoudige klus. Wat de Albanezen willen, is sinds jaar en dag bekend: volledige onafhankelijkheid. Juist daarvan willen de Serviërs niets weten. In Belgrado heet het op dit moment: ”meer dan autonomie, minder dan onafhankelijkheid”.
Die formulering alleen al geeft aan dat onafhankelijkheid voor Kosovo de enige realistische oplossing is, zegt Wim van Meurs, universitair docent politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. „Meer dan autonomie, minder dan onafhankelijkheid, dat is wat de Serviërs de Albanezen hebben te bieden. Maar niemand aan Servische kant -zelfs premier Kostunica niet- heeft tot nu toe kunnen aangeven wat dat in de praktijk moet inhouden.”
Volgens Van Meurs is dat ook nauwelijks mogelijk, omdat Belgrado dan tegen allerlei onmogelijke problemen aan loopt. Zou Kosovo namelijk binnen het staatsbestel van Servië blijven, dan moet het land weer net als vroeger meebetalen aan de economische ontwikkeling van het gebied. Ook zouden de Albanezen in dat geval stemrecht krijgen in het 10 miljoen inwoners tellende Servië. „Dat zijn zaken die de Serviërs net zomin willen als onafhankelijkheid”, aldus Van Meurs.
De statusgesprekken zullen naar alle waarschijnlijkheid dan ook uitlopen op een soort voorwaardelijke onafhankelijkheid voor Kosovo, is de verwachting van Van Meurs. „Voorwaarde zal zijn dat de Albanezen de rechten van de Servische minderheid garanderen en internationale controle op de naleving daarvan toestaan.”
„Voor een totale onafhankelijkheid hoeven de Albanezen dan alleen maar uit te voeren wat ze altijd hebben beloofd”, vervolgt de Balkandeskundige. „De Albanezen hebben de zaken altijd omgedraaid en gezegd dat ze gemakkelijk aan de internationale eisen kunnen voldoen zodra ze onafhankelijk zijn. Als ze dus na de onafhankelijkheid de minderheden behandelen zoals ze hebben beloofd, zullen ze van de internationale controle weinig merken. Ingrijpen van buitenaf is dan alleen aan de orde als aan de voorwaarden niet wordt voldaan.”
Bang dat een eventuele onafhankelijkheid van Kosovo in Servië voor grote beroering zal zorgen, is Van Meurs niet. „Volgens Servische waarnemers maken de politici in Belgrado het zichzelf moeilijker dan nodig is. De bevolking is in veel opzichten veel realistischer dan de politiek en een deel heeft allang geaccepteerd dat Kosovo geen onderdeel van Servië meer kan zijn en dat onafhankelijkheid onvermijdelijk is. Er is echter nauwelijks een politicus die dat hardop durft te zeggen.”
Een onafhankelijk Kosovo zal niet meer of minder levensvatbaar zijn dan bijvoorbeeld een onafhankelijk Bosnië-Herzegovina, denkt Van Meurs. „Een aantal staten op de Balkan zal altijd op een of andere manier afhankelijk blijven van ondersteuning door andere staten, net zoals Portugal -hoewel natuurlijk in veel minder sterke mate- dat is van de Europese Unie.
Een opdeling van Kosovo in een Servisch en een Albanees deel vindt Van Meurs „geen goede weg. Dat zou weer veronderstellen dat Serviërs alleen kunnen overleven als ze alles zelf organiseren. Dan zouden de Albanezen in Zuid-Servië hetzelfde kunnen vragen als de Albanezen in Macedonië.”
Onafhankelijkheid betekent overigens niet dat de internationale troepenmacht onmiddellijk zijn biezen kan pakken, meent de Nijmeegse historicus. „Je zou het kunnen vergelijken met Bosnië. Tien jaar na beëindiging van het conflict is de internationale vredesmacht daar nu bijna overbodig. Er wordt al over gesproken de troepen op termijn geheel terug te trekken. Ik kan me voorstellen dat een dergelijk scenario zich ook in Kosovo zal voltrekken.”
Van Meurs is blij dat er nu aan een definitieve oplossing voor Kosovo wordt gewerkt. „Ik geloof niet dat het nog zinvol om de statuskwestie eindeloos op te schuiven. Al was het alleen maar vanwege de praktische problemen. Zo kan Kosovo op dit moment geen internationale kredieten krijgen. Privatiseringen zijn erg moeilijk te realiseren, omdat niet duidleijk is wie eigenaar is. Dergelijk problemen kunnen worden opgelost als de provincie eenmaal onafhankelijk is.”