The Economist ziet geen hoop voor Italië
ROME - ”Tot ziens, dolce vita”. Zo luidt de titel van de Italiëspecial van het gezaghebbende Britse weekblad The Economist die vrijdag uitkomt. Het oordeel over de Italiaanse economie is spijkerhard. Italië is niet meer het economisch wirtschaftswunder dat in de jaren tachtig toetrad tot de selecte club van ’s werelds sterkste economieën. Het is definitief voorbij met de ”dolce vita”, het zoete leven waarbij het niet op kon.
„Ondanks zijn vele aantrekkelijke kanten bevindt Italië zich in een langdurige en langzame val”, schrijft The Economist. De economische groei is de laatste vijftien jaar de laagste van Europa. De productiviteit ligt maar een fractie hoger dan die van Botswana. De overheidsschuld is al decennia een van de hoogste van de westerse wereld en ligt hardnekkig boven de 100 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Het begrotingstekort komt dit jaar uit op rond de 5 procent van het bbp, 2 procentpunt hoger dan de norm van het stabiliteitspact van de EU.De Italiaanse regering geeft de schuld voor veel ellende aan de invoering van de euro. Onterecht, vindt The Economist. De euro heeft alleen maar een eind gemaakt aan het telkens devalueren van de Italiaanse munt, een economisch spel waarin de Italianen meester waren en dat tot 2001 leidde tot onder meer een sterke exportpositie. Met name de export door het midden- en kleinbedrijf, de ruggengraat van de Italiaanse economie, stokt op dit moment.
Diepliggende oorzaken, analyseert het liberale tijdschrift, zijn een tekort aan hervormingen en liberaliseringen. Volgens The Economist heeft de centrumrechtse regering onder leiding van Silvio Berlusconi ronduit gefaald. Berlusconi heeft geen liberale politiek gevolgd, maar een bijna monopolistisch beleid waar alleen hij en zijn vrienden beter van werden. Toch heeft het Britse blad, dat wekelijks in een oplage van een miljoen exemplaren uitkomt, ook een paar goede woorden voor Berlusconi. Hij is „moedig” geweest door de pensioengerechtigde leeftijd op te schroeven en de arbeidsmarkt te liberaliseren.
Maar ook als het begin 2006 -na de landelijke verkiezingen- voorbij is met de regering-Berlusconi is het niet gezegd dat Italië er bovenop komt. Romano Prodi, oud-voorzitter van de Europese Commissie en lijsttrekker van de centrumlinkse oppositie, is van goede wil, maar heeft rekening te houden met de wensen van negen partijen, waaronder de machtige communistische partij. „Waarschijnlijk moeten de zaken nog erger worden voordat er wordt ingegrepen”, concludeert The Economist.