Wachter
De Heere voert hier Jeruzalem sprekenderwijs in. Hij geeft haar eerst een belofte en daarna een vermaning aan sommigen onder haar. Hij belooft haar wachters die niet zwijgen zullen. Deze wachters worden geplaatst op de muren van Jeruzalem om de aankomende vijand te verspieden en als er gevaar dreigt over de gehele stad alarm te blazen.
Zij die gesteld zijn over de kudde des Heeren zijn ook wachters; de leraren en herders van Gods gemeente. Zo was Ezechiël tot een wachter gesteld. Zo roept God Zijn knechten tot wachters over Zijn volk. Deze wachters behoren getrouw te zijn. Zij mogen gedurende de gehele dag en de nacht niet zwijgen. Zij mogen hun wacht niet overlaten aan een ander, maar moeten hun post zorgvuldig bewaren. Hun ogen mogen zij geen slaap geven, noch hun oogleden sluimering. Zij moeten uit de keel roepen en niet ophouden hun stem te verheffen als een bazuin. Zij moeten het volk onderwijzen in de weg die het gaan moet, en zeggen: wandel in dezelve.Zoals Aäron en Hur de armen van Mozes ondersteunden, zo wil de Heere dat het gebed van de vromen de wachters zal ondersteunen. Houd niet op te kloppen aan die poort. Geef God geen uitstel. Houd aan, val Hem lastig. Hoe te prijzen was de taal van Jakob: „Ik zal u niet laten gaan, totdat Gij mij zult gezegend hebben.” De Heere zal Sion bevestigen. Hij zal dat doen; en opdat Hij het doet en totdat Hij het doet, moet men noch zichzelf noch God rust laten.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam (”Waere boetvaerdigheit”, 1676)