Binnenland

„Duitsers gebruikten gemene tactieken”

APELDOORN - „Ellendig.” Met dat woord omschrijft de 97-jarige N. W. Lingen zijn gevoel toen hij zich op 13 mei 1940 in de strijd op de Grebbeberg moest overgeven aan de Duitsers. „We voelden ons vernederd.”

J. Visscher
22 November 2005 11:41Gewijzigd op 14 November 2020 03:12

De dramatische strijd op de Grebbeberg laat Lingen, destijds luitenant 1-I-24 R.I. (Regiment Infanterie), „nooit meer” los. „De dagen staan in mijn geheugen gegrift”, verzekert de krasse veteraan in zijn appartement in hartje Apeldoorn.Woensdag opent minister Kamp van Defensie op het Militair Ereveld Grebbeberg in Rhenen een tentoonstelling over de eerste oorlogsdagen in Nederland. De strijd op de Grebbeberg kostte in de meidagen van 1940 honderden militairen het leven. Lingen was een van de overlevenden. In de tentoonstelling staan hij en twee dienstmakkers centraal.

Gelegerd bij kasteel Amerongen kregen Lingen en zijn compagnie op 12 mei 1940 de opdracht om de in het nauw gedreven Nederlandse troepen bij de Grebbelinie bij Rhenen te versterken. „In het artillerievak was een bres van 5 kilometer geslagen. Dat moesten wij zien op te vullen.”

Net als veel andere militairen „pikte” luitenant Lingen een fiets om de afstand te overbruggen. Hij trok samen op met compagniescommandant W. H. Bückert, met wie hij een commandopost betrok.

Zwaar
Weldra besefte Lingen dat de strijd op de Grebbeberg ongemeen zwaar zou worden, om niet te zeggen hopeloos. Wijzend op een boek over de strijd op de Grebbeberg met de titel ”Een onmogelijke opgave”: „Wij waren niet voorbereid op wat we in het landschap zouden tegenkomen. Landmijnen, prikkeldraad, versperringen. Er heerste chaos. We kregen de opdracht om geen orders aan te nemen van officieren die zich niet konden legitimeren. Die dagen daalde ons respect voor de hogere leiding.”

Met weerzin denkt Lingen terug aan „gemene” Duitse oorlogstactieken. „De moffen gebruikten Nederlandse krijgsgevangenen als schild. De Nederlanders werden ontdaan van hun uniform. Ze liepen rond in witte hemden. ’s Nachts leken het net witte geesten. Die Nederlanders werden naar voren gedreven. Commandanten aan Nederlandse zijde gingen verschillend om met dit fenomeen. De ene beval wel te schieten, de ander juist niet.”

Groot was het verschil tussen de bewapening aan Nederlandse en Duitse zijde. „Wij gebruikten nog grendelgeweren uit 1895. Daar konden vijf patronen in. Het was een hele geschiedenis om dat wapen bij te vullen. De Duitsers hadden de beschikking over automatische wapens. Dan voel je je dus heel nietig. De vijand gebruikte heel typische projectielen. Die vlogen over ons hoofd en kwamen achter ons tot ontploffing. Die bommen sloegen een bres in het moreel van de mensen. De Duitsers probeerden de indruk te wekken dat we door eigen mensen werden beschoten.”

Om zich heen zag Lingen makkers sneuvelen. „Officier F. Hoogerwerff sprong vooruit en werd doodgeschoten. Ik denk ook aan W. van Walraven, net als ik afkomstig uit Voorburg. Daar was hij schoenmaker. In het leger heette hij korporaal ledergoedhersteller. Na de oorlog was zijn vrouw heel boos. Waarom moest een schoenmaker aan de strijd meedoen?

Dat er doden vielen, joeg me niet echt angst aan. Het hoorde bij je werk. Je dacht niet zo veel.”

Boos
In de loop van 13 mei 1940, tweede pinksterdag, verhevigde de strijd. „Er werden luchtbombardementen op onze linie uitgevoerd. Dat was angstaanjagend. Onder de Duitsers zaten ook SS’ers. De vijand dreigde granaten in de loopgraaf te gooien.”

Rond de middag hees commandant Bückert de witte vlag, teken van overgave. „Bückert was er de man niet naar om zich snel over te geven. Op de plek waar we zaten, lagen gewonden. Iemand riep: „Kapitein, dit is gekkenwerk! Wij liggen hier te creperen!”

Nooit zal Lingen vergeten hoe hij door de Duitsers werd gevangengenomen. „Ik werd tegen een boom gezet en kreeg de vraag: „Wo ist ihr Truppenverbandplatz?” Ik kon naar waarheid zeggen dat ik niet wist waar het veldhospitaal was.” Ik kreeg het wapen op mijn borst. Dat maakte me boos en ellendig.”

Samen met andere krijgsgevangenen werd Lingen naar Wageningen gedirigeerd. „Bij die tocht maakten de Duitsers een soort propaganda. Er gebeurden de gekste dingen. Naast ons ontploften rookbommetjes. De Duitsers zeiden dat het gasbommen van de Engelsen waren. In werkelijkheid gooiden ze die projectielen zelf.”

In het roemruchte Wageningse hotel De Wereld kreeg Lingen een „heerlijk maal” voorgeschoteld. Twee dagen later hoorde Lingen van de capitulatie. „Toen dacht ik: Nu is Nederland verloren. Het was een ellendige situatie.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer