Jury veroordeelt Arthur Andersen
Een jury in het Amerikaanse Houston (Texas) heeft zaterdag na tien dagen van moeizame beraadslagingen beslist dat het accountantskantoor Arthur Andersen zich schuldig heeft gemaakt aan belemmering van de rechtsgang door Enron-documenten te vernietigen terwijl er een onderzoek liep naar de oorzaken van het faillissement van deze energiegigant.
De strafmaat zal op een later tijdstip bepaald worden, maar de schuldigverklaring betekent feitelijk de doodsteek voor Andersen. Het bedrijf kondigde onmiddellijk aan in beroep te zullen gaan tegen de beslissing van de jury, maar maakte tegelijkertijd bekend dat het vanaf eind augustus geen accountantswerk meer zal doen voor de Amerikaanse overheid.
Naar aanleiding van het strafproces tegen Andersen overwegen enkele staten bovendien al stappen te ondernemen om de algemene accountingvergunning van Andersen in te trekken. „Dit komen ze niet meer te boven, wat ze ook proberen. De geloofwaardigheid van Andersen is volledig naar de knoppen. Zij moeten stoppen, dat kan niet anders meer na deze uitspraak”, aldus financieel analist Michael Branca van investeringsbank Lehman Brothers.
Officier van justitie Leslie Caldwell, die de overheid vertegenwoordigde in het proces tegen Andersen, meent dat de uitspraak van de jury een „belangrijke stimulans” is in het onderzoek naar de ondergang van energiegigant Enron. Dat bedrijf camoufleerde met tal van constructies en boekhoudkundige trucs miljarden aan verlies. Enrons accountant Andersen keurde deze „creatieve boekhouding” niet alleen goed, maar vernietigde Enron-documenten nadat de Securities and Exchange Commission (SEC, de beurswaakhond) en de federale recherchedienst FBI hun onderzoek waren begonnen naar de ondergang van Enron, die vorig jaar begin december uitstel van betaling aanvroeg. „De beslissing van de jury zal iedereen duidelijk maken dat de overheid de Enron-affaire tot op de bodem zal uitzoeken en de schuldigen zal straffen”, aldus Caldwell.
De jury ging niet over één nacht ijs. Het moeilijkste probleem bleek het feit dat de juryleden onderling van mening verschilden over de vraag welke Andersen-functionaris nu precies verantwoordelijk was geweest voor het besluit om de Enron-documenten te vernietigen. Uiteindelijk legde men aan rechter Melinda Harmon de vraag voor of een bedrijf dat terechtstaat schuldig bevonden kan worden, ook als men niet precies de schuldige binnen dat bedrijf kan aanwijzen.
Volgens rechter Harmon was het niet nodig dat men het eens werd over één schuldige persoon, als men het er maar wel over eens werd dat er binnen Andersen als bedrijf door verschillende personen besloten was om -in strijd met de wet- documenten te vernietigen. Die toelichting van de rechter was voor de juryleden voldoende. Zaterdagmorgen volgde het „schuldig” voor Andersen.
Een belangrijke rol speelde de getuigenis van voormalig Andersen-medewerker David Duncan. Onder zijn leiding werden in de Andersen-vestiging in Houston de meeste Enron-documenten vernietigd. Duncan had justitie medewerking aangeboden in ruil voor strafvermindering. Dit is niet ongebruikelijk in de Amerikaanse rechtspleging.
Andersen-medewerkers geven intussen toe dat men er nooit op had gerekend dat justitie het op een strafproces zou laten aankomen. „Wat er nu is gebeurd met Arthur Andersen en wat er verder nog komen gaat, maakt duidelijk wat de regering-Bush denkt te doen tegen allerlei frauduleuze praktijken in het bedrijfsleven en rond Wall Street. Men is niet uit op uitgebreide en langdurige debatten over hervorming van de wetgeving om al deze ellende beter te kunnen aanpakken. Dat is volgens justitie niet nodig, omdat men al voldoende juridische mogelijkheden heeft als men die maar gebruikt. Welnu, dat is duidelijk gebeurd en dat zal zowel binnen het bedrijfsleven als in de financiële wereld de nodige schokgolven veroorzaken, hopelijk met louterende consequenties”, zo meent Lawrence Barcella, voormalig officier van justitie in New York en nu als advocaat gespecialiseerd in het ontmaskeren van witteboordencriminaliteit.