Binnenland

Regeerakkoord wapen in strijd tegen abortus

Het is allemaal redelijk in orde met de abortuswet. Tenminste, als we de schrijvers van de deze week gepresenteerde evaluatie moeten geloven. De wet wordt in het algemeen goed uitgevoerd en Nederland kan, als gevolg daarvan, bogen op een relatief laag abortuscijfer: 8,7 abortussen per 1000 vrouwen. Aan de wet hoeft dus nauwelijks iets veranderd te worden, of het moest de flexibilisering van de vijfdagentermijn zijn.

18 November 2005 22:30Gewijzigd op 14 November 2020 03:11
Balkenende
Balkenende

Maar dit is het juichverhaal van onderzoekers met een seculiere bril op. Wie naar dezelfde feiten kijkt vanuit een andere levensbeschouwing, ziet iets heel anders. Die ziet jaarlijks ruim 33.000 individuen in de moederschoot lafhartig omgebracht. Die valt het op dat van de tienerzwangerschappen maar liefst twee derde door een abortus wordt beëindigd. En die is van mening dat er, uitgaande van de premisse dat elk gered mensenleven er één is, aan de abortuswet héél wat te verbeteren valt.Zo’n verbeterpunt is de grens tot wanneer abortus is toegestaan. Momenteel mag niet meer geaborteerd worden vanaf het moment waarop de vrucht 24 weken oud is. Die grens is gekozen in verband met de levensvatbaarheid van de foetus buiten de baarmoeder. Naarmate medici er beter in slagen zeer jonge mensjes buiten de moederschoot in leven te houden, zou het -in de gedachtegang van degenen die de wet maakten- logisch zijn de leeftijdsgrens aan te passen. Gezien de toegenomen medische mogelijkheden kleine kinderen buiten de baarmoeder in leven te houden, is een verschuiving naar bijvoorbeeld 20 weken heel logisch.

Nog mooier zou het zijn als de politiek de redenering zou volgen van de Britse medicus prof. Campbell. Die toonde vorig jaar aan dat foetussen van 12 weken al een eigen zenuwstelsel hebben ontwikkeld. Hij pleitte ervoor om abortussen tot drie maanden te beperken.

Let wel: dit is geredeneerd in de gedachtegang van de wetgever. Want voor hen die er op grond van hun levensbeschouwing van uitgaan dat het menselijk leven beschermwaardig is vanaf de conceptie, is het moment van levensvatbaarheid buiten de baarmoeder eigenlijk niet relevant.

Een andere, grote verbetering zou zijn om het begrip ”noodsituatie van de vrouw” werkelijk invulling te geven. Zoals bekend is dit begrip door voorstanders van abortus altijd zo vaag mogelijk gehouden om zodoende het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw maximaal vorm te geven. Toch zullen ook zij moeten toegeven dat het begrip noodsituatie in de achterliggende jaren vaak zodanig is opgerekt dat het in veel gevallen een farce is geworden. Bepaalde abortusartsen geven openlijk toe dat een regenbui of een wintersportvakantie aanleiding kan zijn voor zwangerschapsafbreking.

Maar helaas, helaas zijn dit soort verbeteringen in het huidige politieke klimaat volstrekt onhaalbaar. Het is al heel wat dat dankzij het CDA een evaluatie van de abortuswet -de eerste na twintig jaar!- tot stand is gekomen. Die evaluatie kan echter nauwelijks als instrument tot aanscherping gebruikt worden, doordat diezelfde christendemocraten gevangen zitten in een coalitie met twee zeer libertaire partners. Zij stemden bij de totstandkoming van Balkenende II weliswaar in met de evaluatie, maar gaven binnenskamers bij voorbaat al aan dat die nooit aanleiding zou kunnen zijn tot een strengere abortuswet.

Zo bezien rest de christelijke partijen weinig anders dan een zo krachtig mogelijk verzet tegen aantasting van de bekende vijf dagen bedenktijd. Daar is inhoudelijk veel voor te zeggen. Want zou een mensenleven het niet waard zijn om enkele dagen over na te denken? Wat bazelen we dan over „emotionele belasting” voor vrouwen die allang tot abortus hebben besloten en dan nog vijf dagen moeten nagelbijten? In welke verhouding staat dat tot het doden van een vrucht?

Maar er is ook een overtuigend politiek motief om de vijfdagentermijn te handhaven, te weten het regeerakkoord. Het gaat dan in het bijzonder om de paragraaf ”enkele aspecten van immateriële aard”, in het regeerakkoord terecht gekomen doordat CDA en VVD ChristenUnie en SGP wilden ’belonen’ voor hun constructieve opstelling in overigens mislukte besprekingen. In die paragraaf staat dat „handhaving van de zorgvuldigheidsnormen bij zwangerschapsafbreking gewenst is.” Een belangrijke zorgvuldigheidsnorm is -dat zullen VVD en D66 niet kunnen ontkennen- de vijfdagentermijn.

Diezelfde paragraaf geeft overigens nóg een aangrijpingspunt om de uitvoering van de abortuswet iets te verbeteren. Hij spreekt over „bijzondere aandacht” die besteed dient te worden aan het „voorhouden van alternatieven, waaronder adoptie.” De evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, die aangeeft dat er vaak in het geheel niet over alternatieven gesproken wordt, laat zien dat er ook op dit punt nog een wereld te winnen valt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer