Straks pakken ze weer een chauffeur”
VOORTHUIZEN - Hij zag zes weken lang een Franse cel vanbinnen, vrachtwagenchauffeur Albert Jan Arends uit Voorthuizen. Onterecht, vond uiteindelijk de Franse rechtbank. Vorige week werd hij vrijgelaten na verdacht te zijn geweest van drugssmokkel. Hij is verbaasd dat de politie de werkelijke dader niet oppakt.
„Ik hoop niet dat je al te boos bent op de Franse justitie”, voegde de rechter vorige week Arends toe bij diens vrijlating uit een Franse cel. Al te boos is Arends niet, maar hij staat wel versteld van de gang van zaken. „De bewijzen waren overduidelijk. Ik kon helemaal niets met die drugshandel te maken hebben.”Het drama begon voor de 33-jarige chauffeur van de firma Klarenbeek al op 9 september. Onder toeziend oog van de baas, Job Klarenbeek, laadde Arends met een collega bij het bedrijf in Nederland een lading varkensvlees over in zijn vrachtwagen. De lading was eerder opgehaald bij een tussenhandelaar en moest naar Engeland. Bij de Kanaaltunnel ging het mis. „Het gebeurt wel vaker dat je aan de kant moet, ik ben zo vaak door de scan gegaan. Soms maak ik de oversteek wel vijf keer per week.
Maar het stoplicht bleef op rood staan. Uiteindelijk kwam een man of vier, vijf naar buiten, met papieren. Dan weet je al dat er iets niet helemaal klopt. Een van hen kwam gelijk in de cabine zitten.”
Binnen de korste keren haalden de douaniers 25 dozen met geperste hasj tevoorschijn, in totaal 1100 kilo. Straatwaarde: een slordige 2 miljoen euro. „Dan ga je gelijk in de handboeien. Ze zien je als crimineel, en zo behandelen ze je ook.” Vier dagen bracht de Voorthuizenaar in een politiecel door, waarna hij werd vrijgelaten met een meldingsplicht. Toen de chauffeur zich twee maanden geleden meldde in Lille, hield de Franse politie hem daar. Tot vorige week zat hij vast. Omdat werkgever Klarenbeek en zijn familie overtuigd waren van Arends’ onschuld, werd hij bedolven onder steunbetuigingen. „De baas kwam al heel snel langs, met allerlei spulletjes, onder andere een Bijbel. Er mocht niets de cel in, maar de baas zei: En toch gaat die Bijbel heel zeker mee naar binnen. Daar heb ik veel steun aan gehad.”
De familie deed wat ze kon en ging naar de politie en de burgemeester. Ook werden brieven verstuurd naar de minister en zelfs de Koningin, zegt Arends. In de achterliggende weken schakelde de baas bovendien een privédetective in en een advocaat. Zijn vermoeden werd daardoor bevestigd: een van de schuldigen moet de tussenhandelaar zijn. Arends: „Er is zelfs een drugshond aan te pas gekomen. Die sloeg aan op de plaats waar de wagen is geladen, bij de tussenhandelaar. De bewijzen zijn al dik boven tafel, maar de politie in Nederland doet er niets mee, omdat ze eerst door Frankrijk gevraagd moet worden.”
Dat laatste steekt de chauffeur. Niet zozeer omdat hij bang is dat het gebeuren hem nogmaals zal overkomen, maar voor anderen. „Die man is nu weer aan het handelen. Hij doet dit echt niet alleen. Als er niets gebeurt, is er binnen een paar maanden weer iemand aan de beurt.”