Chai wil niet over die dag praten
Titel: ”…die dag toen de tsunami kwam”
Auteur: Hijltje Vink; met tekeningen van Diny van de Lustgraaf
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2005
ISBN 90 336 2835 X
Pagina’s: 56
Prijs: € 4,75.
Chai wil die dag het liefst vergeten, er níét meer aan denken. Het nieuwe boek van Hijltje Vink gaat over een jongetje in Thailand dat gewoon aan het spelen is als de tsunami komt, en zijn leven overspoelt. Zelf erover praten kan Chai niet. Daarom laat Hijltje Vink in ”…die dag toen de tsunami kwam” een bijtje vertellen wat Chai overkomt. De kleine bij Nong Beegee heeft alles gezien, en zoemt over de bladzijden van het boekje heen.
Wat heeft Nong Beegee gezien?
Een vredig vissersdorp in Thailand. Op de helblauwe zee dobberen bootjes. Chai mag met zijn vader de zee op. Dat vindt hij fijn. Op school leert hij met z’n vriendjes rekenen.
Dan is er die verschrikkelijke dag van de tsunami. In de verte komen hoge golven aan. Chai rent met de mensen mee, weg van het water. Als hij zich op een heuvel aan een boom vastklampt en achterom kijkt, ziet hij één draaiende watermassa, heel dichtbij. Auto’s worden opgetild, huizen vernield. Chai hoort mensen gillen, maar ziet ze niet. Het hotel stort in.
Het verhaal van Chai is het verhaal van kinderen uit Thailand, Sri Lanka, Indonesië, India, Maleisië. In haar boekje laat Hijltje Vink op invoelende wijze zien hoe de ramp het leven van Chai totaal verandert.
Spooksteden
Vink is zelf in Thailand geweest om met de kinderen te praten. Begin februari, kort na de ramp, stapte ze op uitnodiging van de stichtingen Siam Care en World Concern in het vliegtuig. Tien dagen lang zag en sprak ze kinderen als Chai. „Je hebt de beelden op tv gezien, maar kunt je niet voorstellen dat het zó overweldigend is”, zegt de schrijfster. „Bepaalde steden leken net spooksteden. Hier en daar hing zelfs de geur van de dood. Enorme oorlogsschepen stonden zomaar midden op het land. En dan de verhalen. Ik sprak een oude vrouw die een paar dagen na de tsunami haar huisje terugvond. Totaal leeggezogen door het water. Op het toilet vond ze een dood meisje.”
Op het gietijzeren hek bij huize Vink in Stolwijk zijn bordjes aangebracht met de namen van elf kinderen. Hijltje Vink en haar man verzorgen negen kinderen van elders. De Raad voor de Kinderbescherming weet hen te vinden: vele malen verblijven kinderen voor korte of langere tijd in hun huis. In haar kinderboeken geeft Vink kinderen met problemen een stem. Zo schreef ze eerder het bekende ”Brenda heeft een draakje in haar bloed”, over haar pleegdochtertje dat aids heeft. Het werd in samenwerking met het ministerie van OCW verspreid op alle Nederlandse basisscholen en is in 25 talen vertaald. Het vorig jaar verschenen ”Mikko, mijn stoere broer”, dat gaat over meervoudig gehandicapte kinderen, werd genomineerd voor de EigenWijsPrijs 2005.
De woonkamer is ruim. Aan het plafond hangt een schommel, de naaimachine staat stand-by. In de boekenkast Antoine Bodar, Bob Smalhout, een bundel ”Afrikaanse dromen”.
Een telefoontje uit Thailand, dat was een verrassing.
„Toen ik gebeld werd door de stichting World Concern was dat voor mij een teken van Hogerhand. Je weet niet wat je hoort, vanuit Thailand de vraag om een boekje te schrijven! Ik heb dit echt als een gebedsverhoring gezien. Ik bid regelmatig of mijn boekjes tot zegen mogen zijn.” Glimlachend: „Piet, m’n man, zei: Dan kun je op zo’n telefoontje wachten.
Ik moest beslissen om gelijk in februari te gaan of in april. Ben toen gelijk gegaan, zes weken na de ramp. Mijn oudste dochter had vakantie en bleef thuis bij de kinderen.”
Hoe kwam u in Thailand met de bevolking in aanraking?
„Ik had een heel goede ingang via de stichtingen. Alle afspraken met de dorpen en kampen waren geregeld. Een tolk vertaalde het Thai in het Engels. De kinderen lieten, begrijpelijk, niet gelijk het achterste van hun tong zien. Daarom hadden we een pop in de vorm van een bij meegenomen. Via zo’n pop communiceer je makkelijker. Juist gesloten kinderen -en dat zijn ze als ze getraumatiseerd zijn- krijg je eerder aan het praten als je ze via een pop en een ander stemmetje benadert.”
Wat opvalt in uw boek is dat het nergens expliciet over het geloof gaat. Terwijl kinderen toch met de vraag zullen leven: Waarom doet God dit?
„Ik heb de godsdienst er bewust niet expliciet in verwerkt. Het boekje is in de eerste plaats geschreven voor Thaise kinderen. Het is dus als eerste in het Thai verschenen. In Thailand zijn veel mensen boeddhist. Je wilt met je boekje iedereen bereiken. Dan moet je niet over een of andere godsdienst beginnen, dat zou een barrière zijn.
In die zin is heb ik geen evangelisatieboekje geschreven. Wel lees je over de barmhartigheid van God tussen de regels door. Ik heb als christen geschreven, maar het is geen christelijk boekje over de tsunami.”
Kinderen zitten toch ook met de waaromvraag?
„In Thailand zijn de mensen overwegend boeddhist. Dat betekent dat alles wat je overkomt, je karma is. En het is de opdracht je karma zo goed mogelijk te ondergaan. Want hierdoor zal het in een volgend leven beter met je gaan. De mensen zitten niet zo met de waaromvraag. Tijdens mijn rondleiding ben ik die vraag dan ook niet echt tegengekomen. Wij hier in het Westen willen het allemaal rond hebben.”
U zelf zult wel hard met de waaromvraag zijn geconfronteerd.
„Ik ben gegaan met het gebed: Heere God, u wilt dat ik ga. Naar Hem toe heb ik geen waaromvraag gesteld. Wel dacht ik, toen ik alles zag: Is de aarde misschien toch niet zo goed geschapen als ik altijd heb gedacht? Of komt dit allemaal door de kernenergie? Die geweldige machten van de natuur, met ontzetting sta je ernaar te kijken. Het deed me ook veel aan de zondvloed denken. Maar ik zou de laatste zijn die zegt: dit is een straf van God. Absoluut niet. Als de mensen dat zélf zo ervaren, mogen ze dat van mij. Maar ik zal het nooit tegen een ander zeggen.”
U kwam als een ander mens in Nederland terug?
„Emotioneel doet het je heel veel. Werkelijk niets is meer belangrijk. Toen ik thuiskwam, hadden de kinderen natuurlijk allemaal verhalen. Dat was wel eens lastig, het veroorzaakt emotioneel kortsluiting. Ik heb een week vrij genomen, om tot rust te komen. Het was huilen en schrijven, schrijven en huilen.”