„Los naamkwestie in overleg op”
GRONINGEN - De zogenoemde nieuwe vrijgemaakten mogen hun kerkverband niet de naam Gereformeerde Kerken in Nederland geven. Dat stelt prof. mr. F. T. Oldenhuis, bijzonder hoogleraar religie en recht aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), desgevraagd.
Als reden voert hij aan dat geen enkele plaatselijke kerk zich sinds het najaar van 2003 -het begin van de ”nieuwe vrijmaking”- als geheel heeft losgemaakt van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). Het waren individuele leden die de band met de plaatselijke kerk verbraken.Prof. Oldenhuis doet zijn uitspraken even nadat de nieuwe vrijgemaakten hun eerste generale synode (her)openden, afgelopen zaterdag. Zij duiden zichzelf aan als de Gereformeerde Kerken. Op dit moment telt het kerkverband ongeveer 1250 leden, verdeeld over acht gemeenten.
De generale synode van de GKV besloot in juni officieel de naam Gereformeerde Kerken in Nederland te blijven voeren (prof. Oldenhuis maakte deel uit van de commissie die hierover aan de synode rapporteerde). Doorgaans wordt evenwel de toevoeging ”vrijgemaakt” gebruikt om het kerkverband te onderscheiden van de Gereformeerde Kerken in Nederland, waarvan in 1944 tienduizenden leden zich „vrijmaakten.”
De Gereformeerde Kerken in Nederland gingen als landelijk kerkverband per 1 mei 2004 op in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Plaatselijk houden gereformeerde kerken, die landelijk dus tot de PKN behoren, echter het recht zich gereformeerde kerk te noemen, omdat de Protestantse Kerk naast protestantse gemeenten, hervormde gemeenten en lutherse gemeenten ook gereformeerde kerken kent.
Omdat ook de nieuwe vrijgemaakten zich officieel de Gereformeerde Kerken in Nederland willen blijven noemen, zouden er in theorie dus plaatselijk vier soorten gereformeerde kerken naast elkaar kunnen voorkomen: een gereformeerde kerk binnen de PKN, een gereformeerde kerk ”vrijgemaakt”, een ”nieuw vrijgemaakte” gereformeerde kerk en een ”voortgezette” gereformeerde kerk.
Prof. Oldenhuis, zelf lid van de GKV, noemt het „heel verstandig” dat de Gereformeerde Kerken in Nederland en de GKV na de scheuring van 1944 nooit processen hebben gevoerd over de naam. „Men heeft dat opgelost in de sfeer van een postale aanduiding: vrijgemaakt en synodaal. Zo hoort dat ook onder broeders. Ik gebruik die term bewust, wel beseffend dat ik dat zeg zestig jaar na dato.”
Volgens de hoogleraar ligt de zaak ten aanzien van de zogenoemde nieuwe vrijgemaakten echter „principieel anders.” Prof. Oldenhuis: „Vast staat dat binnen het kerkverband geen enkele plaatselijke kerk de band met het kerkverband heeft verbroken. Slechts op plaatselijk niveau hebben individuele leden de band met de plaatselijke gereformeerde kerk vrijgemaakt verbroken. Dat impliceert dat zij de iure (rechtens, red.) geen aanspraak kunnen maken op de naam ”gereformeerde kerk”. Dat wordt niet anders als zij zich landelijk gaan hergroeperen.”
Het staat individuele kerkleden vrij „een eigen weg te gaan en de band met de plaatselijke kerk te verbreken”, zo stelt hij. „Het staat individuele kerkleden niet vrij de naam ”gereformeerde kerk” dan wel ”gereformeerde kerk vrijgemaakt” te blijven voeren.”
Prof. Oldenhuis roept de GKV en de nieuwe vrijgemaakten op deze kwestie op te lossen „in onderling overleg, zoals dat onder (gescheiden) broeders betaamt.”
Hij voegt er aan toe dat de richting van een dergelijke overleg al is aangegeven door het feit dat de zaken nu anders liggen dan in 1944. „De nieuwe vrijgemaakten hebben op dit punt, dunkt me, dus enig huiswerk te doen.”
Dr. P. van Gurp, emeritus predikant van het kerkverband, schreef vorige maand in het blad Reformanda dat wat hem betreft de nieuwe vrijgemaakte kerken de „oude naam Gereformeerde Kerken” kunnen aanhouden. „Wij zijn immers de wettige voortzetting van de Gereformeerde Kerken. Maar het is nodig de verminking van deze naam door voor- of achtervoegingen (zoals bijvoorbeeld ”nieuw vrijgemaakten”) duidelijk af te wijzen”, aldus Van Gurp.