„Duivel weet dat hij weinig tijd meer heeft”
WOERDEN - „We mogen de Heere wel dankbaar zijn dat Hij ons voor een aantal zaken bewaard heeft. Maar er is geen enkele reden tot zelfgenoegzaamheid, want ook de zorgen over de ontwikkelingen in het eigen kerkverband zijn groot.”
Dat zei ds. J. M. D. de Heer, predikant van de gereformeerde gemeente te Middelburg-Centrum, zaterdag in de Bethlehemkerk te Woerden. Hij sprak op de zestiende bondsdag van de Bond van mannenverenigingen der Gereformeerde Gemeenten. In zijn lezing, ”Ethiek als speelbal?”, ging de predikant in op de achtergronden van een aantal hedendaagse discussies in protestantse kerken.Ds. De Heer spitste zijn betoog toe op aanvallen die gericht worden op het vierde en op het zevende gebod. „Veel discussies in de kerken cirkelen om deze twee geboden. Het is opvallend en verontrustend dat er door de vorst der duisternis juist op de paradijsbloemen van de zondag en het huwelijk geschoten wordt.”
Als achtergrond van de discussies ziet hij twee hoofdlijnen. De eerste is dat de mens in het middelpunt komt te staan, de tweede dat Gods Woord uit het middelpunt verdwijnt.
Trein
Volgens de Middelburgse predikant is er in de gereformeerde gezindte de laatste jaren sprake van een optimistischer visie op de moderne cultuur en op de mens. Hiermee hangt samen een toegeeflijker houding ten opzichte van gevoelens en verlangens van mensen. De predikant wees in dit verband op onder andere de toenemende acceptatie van homoseksualiteit, samenwonen en het zingen van opwekkingsliederen. „Waar de trein aan het rijden is, gaat hij verder”, zo zei hij, daarmee doelend op processen die op dit terrein in beweging zijn gezet. De predikant noemde als gevaar ook het individualisme, dat de uitleg van de Schrift aan het geweten overlaat.
Er is een afnemend besef dat Gods Woord altijd duidelijk is en steeds de doorslag geeft als het om principes gaat, aldus ds. De Heer. Ook geloven velen niet meer dat de Bijbel voor alle eeuwen genoegzaam is en dat de Schrift zichzelf niet tegenspreekt. Er is integendeel een toenemende nadruk op de zogenaamde tijdgebondenheid van de Bijbel. De praktijk gaat bepalen hoe Gods Woord gelezen moet worden. „Staan we niet allemaal erg onder de invloed van een samenleving die los is van Gods Woord?” vroeg hij zich af. „Moet mijn praktijk buigen onder het Woord of moet het Woord buigen onder mijn praktijk?” was de slotvraag. Zijn antwoord luidde: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?”
Moeder
Tijdens het beantwoorden van vragen zei ds. De Heer dat hij wel eens vreest dat alles op de helling moet. „De veranderingen in deze tijd gaan in een steeds sneller tempo. De duivel weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.”
Hij noemde een aantal zaken die naar zijn mening ook in zijn eigen kerkverband onder druk komen te staan. Als eerste vroeg hij aandacht voor het gezin. „Het wordt hoog tijd dat we de grote betekenis van de moeder in het gezin meer gaan uitdragen. Ik ben bang dat nu al veel jonge moeders blijven werken. Ze besteden dan de kinderen uit aan een buurvrouw of een oma. Hoe lang zal het duren voordat ze hun kinderen naar de crèche brengen? Op hoeveel reformatorische scholen zullen de ouders kinderopvang gaan afdwingen?”
De predikant legde de vinger ook bij het „samenleven” van jongeren in hun verkeringstijd. „Een groot deel van de jeugd ziet er geen kwaad in.”
Bezorgd is hij eveneens over wat er zoal gezongen wordt. „Gezangen en opwekkingsliederen worden steeds breder geaccepteerd onder jonge mensen. Veel opwekkingsliederen zijn remonstrants en spelen in op het gevoel. Psalmen zingen is het beste wat er is.”
Grote zorgen heeft ds. De Heer over de toenemende bereidheid van jongeren om naar speelfilms te kijken en gewelddadige computerspelletjes te doen. Als laatste noemde hij de wedstrijdsport. „Het komt steeds vaker voor dat kinderen lid worden van een voetbalclub.”
„Wat is nodig?” vroeg de predikant. „Wedergeboorte! Als God het nieuwe leven schenkt, zal de eerste vraag zijn: Wat wilt Gij dat ik doen zal?” Nodig is ook een grondiger kennis van Gods Woord. „Nemen we echt de tijd en de moeite om de Bijbel te onderzoeken? En, die vraag gaat dieper, is er ook een doorleefde Bijbelkennis?”
Ervaringskennis
De voorzitter van de mannenbond, ds. B. van der Heiden, opende de bondsdag. Hij sprak naar aanleiding van 2 Timótheüs 2:19. „Christus kent de Zijnen van eeuwigheid. Hij kent hen als ze voortwandelen in de lusten van hun boze hart. Hij kent hen als ze wenend over de aarde gaan. Hij kent ook hun vijanden en Hij bemoedigt de bestreden zielen. Dan gaan ze Hem kennen. Dat is geen kennis van het hoofd, maar ervaringskennis, die in het hart is geopenbaard. Er komt een band tussen de zondaar en Christus”, zo zei de predikant. „En zulken hebben de ernstige verplichting om te wandelen naar Zijn wil.”