„Dit is werkelijk schandalig”
DEN HAAG - Blijdschap en vertwijfeling strijden bij vluchteling Masoud Banbersta om de voorrang. Op last van de rechter zwaaiden de celdeuren van de Rotterdamse bajesboot donderdagavond voor de overlevende van de Schipholbrand open. Toekomstgaranties heeft hij niet; onderdak evenmin.
Dat het klimaat voor vluchtelingen in Nederland harder is geworden, wist Ahmed Pouri van vluchtelingenorganisatie Prime al langer. Maar de manier waarop justitie omspringt met de overlevenden van de Schipholbrand gaat volgens hem alle perken te buiten. „Dit is werkelijk schandalig”, zegt hij.Pouri doelt op de situatie van de Iraanse vluchteling Masoud Banbersta. Sinds donderdagavond biedt hij hem onderdak.
Twee jaar geleden diende de Iraniër voor het eerst een asielaanvraag in. Pouri: „Vanuit Turkije is hij op een valse pas naar Nederland gekomen. Daarvoor was hij met zijn eigen paspoort vanuit Iran naar Turkije gereisd.”
In Nederland schetste Banbersta eerlijk zijn reisverhaal. Pouri: „Dat deed hem vervolgens de das om. Justitie zei: Wie op zijn eigen pas Iran kan verlaten, loopt geen gevaar.” In het asielzoekerscentrum in Utrecht kreeg Banbersta enkele maanden geleden te horen dat zijn asielaanvraag was afgewezen. Zijn advocaat ging vervolgens in hoger beroep.
Enkele dagen na de afwijzing werd de vluchteling opgepakt, volgens Pouri om zes uur ’s
ochtends. Vervolgens werd hij overgebracht naar Schiphol en later, na de brand, naar Rotterdam.
Na de tragedie op Schiphol maalden de molens van justitie verder. „Afgelopen woensdag was de toetsingstermijn van een maand verstreken en oordeelde de rechter dat Banbersta’s hechtenis onrechtmatig was”, zegt Pouri boos. De bewakers op de bajesboot restte niets anders dan de vluchteling op straat te zetten. Nazorg en rechtshulp was volgens Pouri niet geregeld. De vluchtelingenorganisatie is voor Banbersta voorlopig het laatste toevluchtsoord.
„We gaan een nieuwe asielaanvraag indienen. Daarvoor proberen we een Iraanse studentenleider naar Nederland te halen. Die kan getuigen dat het leven van Banbersta in Iran werkelijk gevaar liep.”
De getraumatiseerde vluchteling zelf heeft moeite zijn verhaal onder woorden te brengen. „Sinds de brand slaap ik hooguit twee, drie uur per nacht”, zegt hij afgemat door de telefoon.
Hij is blij dat hij de gevangenis nu achter zich kan laten. Maar dat hij zijn traumatische ervaringen als verschoppeling moet verwerken en vanuit zijn belabberde situatie een nieuwe asielaanvraag moet voorbereiden valt hem zwaar.
„Ik ben vrij, maar twee van de elf slachtoffers zijn vrijwel onder mijn ogen een afschuwelijke dood gestorven. Mijn ogen zijn schuldig. Hoe kan ik ooit de persoon weer worden die ik was?”