Gediscrimineerd om ras, niet om geloof
Een Vietnamees die zich zowel om zijn geloof als om zijn afkomst gediscrimineerd voelde, is door de Commissie Gelijke Behandeling gedeeltelijk in het gelijk gesteld.
De uit Vietnam afkomstige man, die de Nederlandse nationaliteit bezit, is werkzaam bij een las- en constructiebedrijf in Vlissingen. Hij voelt zich al jaren gediscrimineerd. Zijn beloning blijft achter bij die van collega’s, wat volgens hem te maken heeft met zijn geloof. Anders dan hij hebben zijn collega’s hetzelfde geloof als de baas.
De commissie is dat niet met hem eens. Het bedrijf heeft volgens de commissie aannemelijk kunnen maken dat de man te licht gebouwd is om sommige werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Ook beheerst hij de Nederlandse taal onvoldoende. Daardoor kan hij niet zelfstandig opdrachten buiten de deur uitvoeren. Op het advies een taalcursus te volgen is hij niet ingegaan. Een verdere doorgroei naar het niveau van zijn collega’s is daardoor niet mogelijk.
De Vietnamees vindt dat hij ook gepest wordt vanwege zijn afkomst. Zo maakten collega’s hem uit voor „poepchinees.” Zijn baas had hiertegen wel opgetreden, maar dat was niet afdoende geweest. Toen hij opnieuw zijn beklag deed, had zijn baas het personeel aangesproken, maar ook tegen hem gezegd dat hij niet op de pesterijen moest reageren. Dan zou het vanzelf wel overgaan.
De commissie vindt die reactie te mager. Het bedrijf had de vinger aan de pols moeten houden en afdoende maatregelen moeten treffen. De uitspraak luidt dat het bedrijf zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie wegens ras.