Nieuwe leren versimpelt onderwijs
Het ”nieuwe leren”, gepropageerd door de overheid, leidt tot generaties leerlingen die niet in staat zijn tot kritisch denken, vreest Frans-Willem Korsten.
Het is van een afstand bezien wellicht grappig: te zien hoe de inrichters van ons huidige onderwijssysteem romantisch zijn in hun uitgangspunten, technocratisch in hun voorstellen en cynisch in wat ze waarmaken.Romantisch zijn ze omdat ze geloven in een mensbeeld dat bestaat bij de gratie van het individuele ik. Geen klein ikje, maar een grootse adolescent die weet wat hij wil. Zo groots dat we hem centraal moeten stellen: ”de leerling centraal”! Zodoende bereiden we hem voor op de samenleving… waarin juist niemand centraal staat, maar allen onderdeel zijn van het grote mechaniek.
Technocratisch zijn de onderwijsmandarijnen omdat ze propageren dat alles moet worden vastgelegd, het liefst in dossiers. Zo kunnen we leerlingen beter volgen, zo kunnen de leerlingen zichzelf beter volgen in hun ’vordering’. Ondertussen zijn de zogeheten individuele dossiers vrijelijk verkrijgbaar op internet.
Cynisch zijn onze onderwijsmandarijnen omdat ze waarden-loos zijn: alles moet gemakkelijk zijn, begrijpelijk. Terwijl alles van waarde níét gemakkelijk is. Veel literatuur is in eerste instantie onbegrijpelijk. Dus? Weg ermee: dat trekt de leerling niet.
Appels en peren
De politiek achter de versimpeling van ons onderwijs lijkt breed gedragen. De overheid heeft het gepropageerd, afgedwongen, en heeft er als afgeleide een stichting ruim voor gesubsidieerd (7 miljoen per jaar): Stichting Lezen. Die stichting vond vervolgens een onderzoeker die precies beweerde wat zij ook al vond, iemand die een wetenschappelijk bewijs kon leveren dat de didactiek van gemakkelijk en ”met kleine voorzichtige stapjes verder” uiteindelijk beter is voor het latere lezen. Het ging om onderzoeker Marc Verboord, die een onderzoek had gedaan naar de effecten van literatuuronderwijs. Waar ik ook keek of luisterde de laatste jaren, daar stond het, triomfantelijk: „leerlinggericht onderwijs leidt tot meer leerplezier en meer lezen dan cultuurgericht onderwijs.”
Voor iedereen met een beetje analytisch vermogen is meteen duidelijk dat hier appels met peren worden vergeleken. Het eerste -leerlinggericht- betreft een houding van de docent tegenover de leerling, het tweede -cultuurgericht- betreft de keus voor een bepaald soort inhoud. Of ik nu smaakontwikkeling centraal stel of culturele kennis, in beide gevallen kan ik leerlinggericht werken.
Erger dan de vergelijking van appels met peren was de onzindelijkheid van die stelling. Wat vond Verboord nu eigenlijk in zijn onderzoek? Dit: het ouderlijk milieu is doorslaggevend voor het lezen van literatuur. De school verandert daar maar zeer weinig aan. Wat er nog veranderd kan worden, hangt af van een bepaalde didactiek: het verschil tussen docenten die samenwerken met leerlingen of die ”trechteren” (kennis ingieten: ”mond dicht en luisteren”). Als we die voorname factor dan hebben gehad, blijft er nog een grammetje over voor docenten die aansluiten bij wat leerlingen willen en docenten die cultuuroverdracht belangrijk vinden. Op basis van dit grammetje haalden Verboord en Stichting Lezen hun zogenaamde gelijk. Ze verloren er kilo’s kwaliteit mee.
Inspirerend lesgeven
Hoe is het dan wél? Ik wens niet, door niemand, in de hoek gezet te worden van de vroeger-was-alles-beter-kabouters. Ik sta midden in deze tijd, en zie veel mogelijkheden. Ik constateer dat ik aan de universiteit in het eerste jaar studenten krijg die snakken naar kennis. Ik geef ieder jaar college aan 250 gymnasiasten uit de vijfde klas die na afloop naar me toekomen en verzuchten: „Kregen we zo maar meer les.”
De agenda van het cynisme die ons de afgelopen tijd geplaagd heeft, kan bijna niet duidelijker worden dan in het feit dat ”lesgeven” bijna synoniem is geworden van ”ouderwets, patriarchaal, dictatoriaal, klassikaal trechteren”. Welnu, het is heel wel mogelijk fascinerend, inspirerend les te geven, in samenwerking met leerlingen, in dialoog met leerlingen, over wat cultuur is, wat de geschiedenis van een cultuur is en de rol van literatuur daarin. Het vraagt betrokkenheid en kennis en vaardigheid en tijd.
De overheid beslist dat die tijd er niet meer is, of het geld ervoor niet. Zo hebben we dan nu een nieuwe generatie docenten die gebrekkig is opgeleid onder de vlag van ”het nieuwe leren”, en leerlingen die niet in staat zijn tot werkelijk kritisch denken of handelen.
De waarheid is dat de leerling die ver wil komen, heden ten dage is aangewezen op het ouderlijke milieu. Voor degene die dat ontbeert, is er als enige uitkomst: een bevlogen docent die veel weet en veel kan. Een docent die niet bang is een leerling te confronteren met datgene wat hij of zij nog niet weet.
Dat gaat soms met kleine stapjes, natuurlijk. Maar even wezenlijk voor elk onderwijs is de breuk, de sprong, het je ineens op een ander plan bevinden.
Het kost jaren en jaren om een instrument goed te leren bespelen. Als we de huidige onderwijsmandarijnen moeten geloven, is het beter te zeggen: „Vind je de gitaar niet leuk meer? Dan doe je toch een ander?” Ja, en daarna nog een ander. Zo krijgen we iemand die niet zo heel veel kan, behalve van hier naar daar hoppen. Ideaal voor de consumptiemaatschappij - maar zeg me niet dat dit beter is.
De auteur is universitair docent literatuurwetenschap in Leiden.