LPF wil minimumstraffen voor moord en doodslag
DEN HAAG (ANP) – Mensen die in Nederland voor moord worden veroordeeld, zitten daarvoor effectief gemiddeld zes jaar in de gevangenis. Voor doodslag is dat 3,3 jaar. Dat heeft de LPF vrijdag bekendgemaakt na een eigen onderzoek. Het Tweede Kamerlid Eerdmans vindt de straffen „diep onder de maat" en wil minimumstraffen.
Als het aan hem ligt, gaat iemand voor een moord minimaal vijftien jaar de cel in en na doodslag minimaal tien jaar. De LPF’er werkt daartoe aan een initiatiefwetsvoorstel. In zijn plannen krijgen veroordeelden geen automatische vervroegde invrijheidsstelling en ook geen weekendverlof.De LPF onderzocht in totaal alle 127 moordzaken en 119 doodslagzaken in de periode januari 2003 tot en met mei 2005. Het waren alleen enkelvoudige zaken waarbij de dader één slachtoffer maakte en daarbij geen ander zware delicten beging. Uit de vergelijking blijkt dat de straffen die de rechter voor moord heeft opgelegd, uitkomen op 10,4 jaar cel. Voor doodslag is dat gemiddeld 6,5 jaar celstraf. De tijd dat iemand werkelijk in de cel zit, is echter fors lager.
Dat komt door de automatische invrijheidsstelling, waardoor een derde van de opgelegde straf eraf gaat. Ook heeft de LPF het één jaar durende penitentiair programma, waarbij de veroordeelde op weekendverlof gaat, van de effectieve zittijd afgetrokken.
Eerdmans vindt dit schokkende cijfers. Volgens hem kan een moordenaar van tevoren de balans opmaken of hij zes jaar cel over heeft voor zijn daad. „Zo’n lage straf is niet voldoende afschrikwekkend".