Godsdienstvrijheid
Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) uitte in een brief aan enkele politici zijn ongerustheid over afnemende godsdienstvrijheid. Een concreet punt van zorg vormen mogelijke belemmeringen om te trouwen met buitenlandse partners. Verder vrezen de Joden schending van hun eeuwigdurende grafrechten. Ook leggen zij de vinger bij toenemend geweld tegen Joden.
Het is de vraag of het bemoeilijken van een huwelijk met iemand uit het buitenland een kwestie is van godsdienstvrijheid. Hoe het ook zij: de hinder hiervan lijkt redelijk te registreren. Evenals die betreffende het al of niet langdurig instandhouden van graven. Het toenemen van verbaal geweld valt moeilijker te meten.
Toch dient de politiek het NIK-signaal serieus te nemen. Onze samenleving zou zich in toenemende mate tegen godsdienstige minderheden kunnen keren. Uiterlijke kenmerken van een minoriteit kunnen immers de indruk wekken van onverdraagzaamheid. Dat geldt ook de reformatorische kring.
Nederland is altijd tolerant geweest ten aanzien van Joden. Daarbij valt te denken aan het eind van de zestiende eeuw. Toen vestigden zich Joodse vluchtelingen uit Portugal, zogeheten Marranen, in ons land. In de noordelijke Nederlanden genoten mensen meer godsdienstvrijheid dan in het door Spanje beheerste zuiden. Amsterdam bleek rond 1700 met 100.000 Joden de grootste Joodse gemeenschap in West-Europa. En dat allemaal ondanks het feit dat er -althans in naam- sprake was van een gereformeerde overheid.
Eén eeuw later maakte de verstrekkende gevolgen van de Franse Revolutie formeel een eind aan de dominantie van de calvinisten. Nog een eeuw later schrapten degenen die antirevolutionaire staatkunde in praktijk wilden brengen een passage uit de belijdenis. De overheid hoefde afgoderij en valse godsdienst niet langer uit te roeien om het rijk van de antichrist te gronde te werpen. Juist nu zulke, voor sommigen bedreigend overkomende woorden niet langer invulling ontvangen, zou er geen enkele reden meer mogen zijn om Joden in hun vrijheid te beknotten. Integendeel. Het gaat doorgaans om keurige en voorbeeldige burgers.
Een woordvoerder van het NIK heeft niet de indruk dat de gesignaleerde aantasting van godsdienstvrijheid ook andere kerken en religies treft. Is dat zo? Wie godsdienstvrijheid hoog in het vaandel heeft, moet ook de islam accepteren. En die groep telt, op z’n minst internationaal, niet alleen maar mensen die geen kip kwaad doen. Zo’n uitspraak wil niet discrimineren. Zij is zonneklaar. Niemand hoeft haar te bewijzen.
De vraag mag worden gesteld wat de overheid zou beogen met de gewraakte maatregelen. Is er echt sprake van beknotting van godsdienstvrijheid? Of wagen bewindslieden op deze manier eigenlijk een poging om -via het creëren van een ongunstig klimaat voor buitenlanders en andere culturen- misdaad en criminaliteit te bestrijden? Als dat zo is, treft dat ten onrechte een groep mensen, Joden, die al eeuwenlang in Nederland mochten rekenen op bescherming. Die traditie mag niet gebroken worden.