Verdreven Grieks-Cyprioten willen eigendommen terug
NICOSIA - Het was, zoals voor iedereen die van huis en haard wordt verdreven, een dramatische gebeurtenis. Na de Turkse invasie van het noordelijk deel van Cyprus, nu meer dan dertig jaar geleden, vluchtten tienduizenden Griekse Cyprioten naar het zuiden.
Huizen, bedrijven en landerijen, die vaak al generaties lang in het bezit van de familie waren, moest men achterlaten. Vaak had men nauwelijks gelegenheid om zijn huisraad en andere persoonlijke bezittingen mee te nemen.Meletis Apostolides (55), thans werkzaam bij de Cypriotische Toeristenorganisatie, vertelt hoe zijn ouders, die in de noordelijke kustplaats Lapithos woonden, alleen wat spullen in hun auto konden meenemen. Die auto werd door een 16-jarige buurjongen naar het Griekse zuiden gereden. Zijn vader was toen ziek, zijn moeder kon niet rijden en zelf vocht hij in het Cypriotische leger.
Een tijd lang moesten de talloze vluchtelingen noodgedwongen in tentenkampen bivakkeren, maar dat is nu al lang voorbij. In later jaren konden zij meeliften met de economische opbloei van Grieks-Cyprus. Inmiddels is in hun kring een nieuwe generatie opgegroeid, die het dorp of de stad in het noorden van het eiland waar de familie vandaan komt, alleen nog maar uit de overlevering kent.
Voor de oudere generatie ligt dat anders. Die is de geboorteplaats nog niet vergeten. Bovendien is er, naast het emotionele, ook de zakelijke kant. De voormalige vluchtelingen willen ook na dertig jaar het eigendomsrecht op hun huis en grond niet opgeven. Inmiddels zijn er op internationaal niveau langdurige rechtszaken gevoerd die veelal een overwinning opleverden voor de Grieks-Cyprioten. Maar een rechterlijk vonnis is één ding, de feitelijke uitvoering daarvan is een andere zaak.
De 55-jarige toeristengids Titina Loizidou is een van die doorzetters. Al eerder organiseerde zij marsen van vrouwen die terug wilden naar het bezette gebied. Zelf is zij afkomstig uit de havenstad Kyrenia. Haar vader was daar ten tijde van de Turkse invasie plaatsvervangend burgemeester. Op een gegeven moment kwam zij erachter dat Turkije niet alleen partij was bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, maar inmiddels ook (wat eerst niet het geval was) het individueel klachtrecht had erkend.
In 1989 startte zij haar rechtszaak tegen Turkije om weer de beschikking te krijgen over het huis dat de familie daar in 1974 moest achterlaten. Gelukkig was haar advocaat bereid de procedure gratis te voeren, want zoiets is een langdurige en kostbare geschiedenis. Zowel de Commissie voor de Rechten van de Mens, als het Comité van Ministers, als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de zaak behandeld en in alle gevallen liep dat voor de Grieks-Cypriotische klaagster positief af.
Een moeilijk punt was dat het omstreden huis niet in Turkije stond, maar in de alleen door Turkije erkende Turkse Republiek van Noord-Cyprus. Het Hof redeneerde echter dat Turkije vanwege zijn troepenmacht daar, en vanwege zijn omvangrijke bestuurlijke en economische steun aan Turks-Cyprus, in feite dat gedeelte van het eiland beheerst. Derhalve was Turkije aansprakelijk voor de jarenlange schending van de rechten van mevrouw Loizidou.
Over de jaren 1990-1998 heeft Turkije haar inmiddels een forse schadevergoeding uitgekeerd. Die heeft ze aan haar advocaat uitbetaald. Maar daarmee heeft ze haar huis nog niet terug. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft uitgesproken dat ze het in ieder geval voor het eind van dit jaar moet terugkrijgen. Een probleem is daarbij wel dat er nu een familie uit Anatolië in woont.
Titina Loizidou is vastbesloten terug te gaan naar Kyrenia, ook als is dat inmiddels een heel ander Kyrenia dan ze dertig jaar geleden achterliet. Voor negatieve reacties van de bevolking daar is ze niet bang. „Na het openstellen van de grenzen in april 2003 is de verhouding tussen beide bevolkingsgroepen aanmerkelijk verbeterd.” Inmiddels is ze bezig Turks te leren.
Meletis Apostolides zou het eventueel nog kunnen accepteren dat een Turks-Cyprioot in zijn ouderlijk huis woont. In zijn geval is het echter zo dat een rijke Brit op zijn grond een riante villa heeft laten bouwen. Grond die al meer dan 120 jaar tot de familie behoort.
En dat is geen uitzonderlijk geval. Duizenden buitenlanders, veelal gepensioneerden, kopen de laatste jaren in Noord-Cyprus een tweede huis of vestigen zich daar. De lage prijzen lokken hen. Volgens Apostolides weten de meesten wel dat een dergelijke aankoop niet helemaal zuivere koffie is, maar ze nemen bewust de risico’s die daaruit voortvloeien.
Nu Cyprus tot de EU behoort, is het makkelijker om Cypriotische vonnissen tegen buitenlanders te laten uitvoeren. Althans voorzover het onderdanen van EU-landen zijn. Zou de villa zijn gebouwd door een Arabier, dan maakte een juridische procedure geen kans. In dit geval is het echter zo dat de desbetreffende Britse staatsburger ook een huis in het Verenigd Koninkrijk heeft. Hij is dus aan te pakken.
Inmiddels heeft hij zich bereid verklaard een schadevergoeding te betalen. De Cypriotische rechtbank had hem zelfs veroordeeld tot het afbreken van zijn mooie villa. Waarschijnlijk gaat Apostolides wel op dit aanbod in. „Maar”, zo beklemtoont hij, „of ik dat doe, is en blijft geheel mijn eigen keuze. Het is immers mijn grond.”
Vandaar dat thans in Groot-Brittannië en elders in Europa wordt gewaarschuwd tegen het kopen van onroerend goed in Noord-Cyprus. Ook in Nederland worden dergelijke vakantiewoningen aangeboden. Onder andere bij de uit de middeleeuwen daterende abdij van Bellapais. Dit voorjaar stelde het ChristenUnie-Kamerlid Huizinga vragen over de risico’s die kopers van dergelijke vakantiewoningen lopen.