„Bloedbad Raçak was geen complot”
William Walker zegt dat hij niets te maken had met wat voor samenzwering dan ook om ’Raçak’ als voorwendsel te nemen voor NAVO-aanvallen op Joegoslavië. De Amerikaanse oud-diplomaat, in 1998/99 leider van de OVSE-waarnemersmissie in Kosovo, getuigde woensdag voor de tweede achtereenvolgende dag in het Milosevic-proces voor het Joegoslavië-tribunaal.
Volgens Milosevic heeft Walker in januari 1999 meegedaan aan een complot om de circa 45 etnisch Albanese doden van Raçak aan de wereld te presenteren als „bloedbad onder burgers.” Zo moest de NAVO-interventie worden gerechtvaardigd, terwijl het volgens Milosevic ging om gesneuvelde strijders van het Kosovo-Bevrijdingsleger (UCK) die elders vandaan waren gehaald.
Voorzittend rechter May wilde van Walker weten: „Had u met zo’n samenzwering te maken?” Walker: „Nee, ik niet, en ook verder niemand voorzover ik weet.” Walker zei ook geen aanwijzingen te hebben dat er met de doden van Raçak is gemanipuleerd.
De ex-president probeerde tijdens het kruisverhoor de getuigenis van Walker onderuit te halen. Hij liet Walker een hele reeks foto’s zien die de aanklagers in de rechtszaak voor het Joegoslavië-tribunaal hadden ingebracht. Foto’s van voor een deel gruwelijk verminkte lichamen die bij Raçak zijn gevonden.
Walker bracht op 16 januari 1999 een bezoek aan Raçak, waar de ongeveer 45 lichamen waren gevonden. Daarna zei hij op een persconferentie dat de Serviërs een bloedbad hadden aangericht onder etnisch Albanese burgers.
Milosevic beweert dat het UCK het bloedbad in scène had gezet om ingrijpen door de NAVO uit te lokken, zoals in maart 1999 dan ook gebeurde. De lichamen zouden na de gevechten naar de vindplaats zijn versleept.
Maar Walker toonde zich tijdens het kruisverhoor door Milosevic opnieuw overtuigd van een slachting onder burgers. De lichamen droegen volgens hem burgerkleding en er waren bloedvlekken op de grond. Het is „bespottelijk” aan te nemen dat iemand in de winter ’s nachts op een gladde helling doden versleept of verkleedt, aldus de inmiddels gepensioneerde diplomaat.
„Waar zijn hier de bloedsporen”, vroeg Milosevic aan de hand van een foto. Walker: „Niet op deze foto.” Milosevic, aan de hand van een andere foto: „Waar is hier het bloed?” Walker: „Ik zie het niet.” Walker had wel een verklaring voor het ontbreken van de „plassen bloed” waarover hij eerder had gerept. „Dit zijn maar een paar foto’s van de duizenden die er zijn gemaakt.”
Milosevic probeerde ook de geloofwaardigheid van Walker te ondermijnen door te verwijzen naar diens eerdere verslagen over bloedbaden, als ambassadeur van de VS in El Salvador in de jaren ’90. Toen zag Walker geen aanwijzingen dat regeringstroepen zes jezuïeten hadden vermoord, terwijl de president van het Latijns-Amerikaanse land dat later zelf zei.
Walker moest toegeven dat zijn eerste verklaring over het Salvadoraanse bloedbad „niet accuraat” was. Maar later hadden hij en de Amerikaanse regering er alles aan gedaan ervoor te zorgen dat de Salvadoraanse militairen werden gestraft, aldus Walker.