Dieren zijn specialisten, mensen niet
Titel: ”De moed om te kiezen. Een filosofie van de vrijheid”
Auteur: Fernando Savater; vertaald door Jacob Mordegaai
Uitgeverij: Erven J. Bijleveld, Utrecht, 2005
ISBN 90 6131 670 7
Pagina’s: 176
Prijs: € 14,95.
De Spaanse filosoof Savater schrijft in een frisse, soms platte, taal. Onder zijn hand sneuvelen gangbare meningen. Hij hekelt het relativisme van „postmoderne warhoofden” en weerspreekt gangbare ideeën over de evolutie. „De kenmerken die de mens tot mens maken, weerspreken tot op zekere hoogte het gangbare beeld van de evolutie der soorten.” Net zoals een pasgeboren kind „veel onbepaalder is dan een volgroeide volwassene, zijn mensen in elk opzicht veel minder gedefinieerd dan de zoölogisch zo nabije mensaap. Als de evolutie inderdaad van het schetsmatige naar het nauwkeurige gaat, van het onbepaalde naar het doelmatig gespecialiseerde, dan is een chimpansee of een baviaan in veel opzichten dus verder geëvolueerd dan de mens, niet minder ver.”
Dit citaat is afkomstig uit ”De moed om te kiezen”, de jongste publicatie van Fernando Savater (1947), hoogleraar filosofie in Madrid. In zijn boek geeft hij eerst een uiteenzetting over de bestaanswijze van de mens (antropologie), met de keuzevrijheid als hoofdkenmerk. Vervolgens behandelt hij zes keuzen die ten grondslag liggen aan een werkelijk vrij bestaan: waarheid, genot, politiek, onderwijs, menselijkheid, het onvoorspelbare.
Postmoderne warhoofden
Savater hanteert een doorgaans toegankelijke en frisse, soms platte, taal. Regelmatig sneuvelen gangbare meningen. Zo hekelt hij de postmoderne minachting voor het traditionele waarheidsbegrip. Maar ook de ”Totale, Absolute Waarheid”, die hij een absurditeit noemt.
Savater richt zijn pijlen op ”verdiende rust” en ”gezond plezier”, op de tirannieke cultus van de gezondheid en de plicht om eeuwig jong te blijven, op wat hij noemt ”etnomanie” (de identiteit van de etnische groep gaat boven alles). Ook bepleit hij dat in een democratie alle mensen hetzelfde respect verdienen.
Maar, zegt hij, niet alle meningen verdienen gelijk respect. Zo keert de Spaanse filosoof zich tegen fanatisme en relativisme. Bij dat laatste noteert hij: „Sommige postmoderne warhoofden spreken ook wel van multiculturalisme.”
Savaters uiteenzettingen zijn vaak verhelderend en waardevol. Regelmatig prikkelt hij tot tegenspraak. Van beide een voorbeeld.
Verhelderend is wat hij schrijft over het genetische verschil tussen mensen en chimpansees. Dat verschil is kleiner dan 5 procent, maar daaruit worden vaak verkeerde conclusies getrokken. Een hoge mate van kwantitatieve overeenkomst gaat hier samen met een radicaal kwalitatief verschil. Genetische bepaaldheid is niet doorslaggevend voor wat ons tot mensen maakt. Kenmerkend voor dieren is hun afstemming op specifieke taken en hun vermogen te overleven in een bepaalde omgeving. Dieren zijn specialisten.
De mens is juist geen specialist, maar is wel in staat vindingrijk op veel onvoorziene situaties te reageren. Dieren raken in onoverkomelijke problemen als het klimaat of het landschap verandert. Het menselijk brein is in staat aanpassingen te maken. Dieren zijn geprogrammeerd, mensen in veel mindere mate.
Geloven absurd?
Tegenspraak roept Savater op met zijn ideeën over een persoonlijke God. Dat er een „oneindig en eeuwig mensachtig Wezen” is, vindt hij absurd en onhoudbaar, omdat dit Wezen schept uit niets. Ten aanzien van God hanteert hij zijn eigen denken als maatstaf. Dus vormt hij zich een god naar menselijk beeld en gelijkenis. Het is onmogelijk zo uit te komen bij de God Die Zich in de Bijbel openbaart. Toch zegt Savater ook: „Geloven in de almacht van onze rede is even absurd als geloven in de almacht van onze onwetendheid.”
Maar op grond waarvan kent hij de rede het vermogen toe zich een beeld van God te vormen? Opmerkelijk is dat hij anderen verwijt „geheel en al voorbij te gaan aan het bestaan van verschillende terreinen van waarheid…” Zelf doet hij dat echter ook, door voorbij te gaan aan het terrein van de geloofswaarheid.
Ik houd het erop dat deze kritiek spoort met de hoop van Savater „iedere lezer een aansporing te geven om zelf kritisch te blijven denken.”