Buitenland

Winter hangt als dreigende wolk boven slachtoffers ramp

Vele duizenden slachtoffers van de aardbeving in Pakistan verblijven momenteel in schamele hutjes die ze in der haast opgetrokken hebben. Daar kunnen ze echter onmogelijk blijven. Dorpsleider Nazir uit het geïsoleerde dorpje Ghnol probeert zijn berooide bewoners voor de inval van de winter het dorp uit te krijgen.

Kjeld Duits
28 October 2005 21:22Gewijzigd op 14 November 2020 03:07
MUZAFFARABAD – Het Pakistaanse leger verwijderde vrijdag modder en stenen van een weg die leidt naar verschillende dorpen die nog altijd onbereikbaar waren na de aardbeving. Foto EPA
MUZAFFARABAD – Het Pakistaanse leger verwijderde vrijdag modder en stenen van een weg die leidt naar verschillende dorpen die nog altijd onbereikbaar waren na de aardbeving. Foto EPA

In Ghnol zit een zestal zusjes gelaten op stro op de grond. Hun ouders zijn bij de ramp omgekomen, hun grootmoeder heeft een levensgevaarlijke infectie. Ze zitten in hun eenvoudige hut van maïsstalken, een staalplaat en een groot blauw zeil. Slapen doen ze op stro, gehuld in de paar dekens die ze van het Pakistaanse leger hebben gekregen.Hun eenvoudige hut staat hoog in de bergen, verborgen in een maïsveld waarvan hun overleden vader de oogst nog niet had binnengehaald. Ze zijn te jong om te weten wat ze nu moeten doen. Dus wachten ze. Maar ze weten niet waarop.

De bergen van het Pakistaanse rampgebied staan vol met dergelijke hutten. In elke hut zitten de achterblijvers, de overlevenden die niet het rampgebied zijn uitgelopen. Allemaal hebben ze hun eigen redenen. Velen hebben doodzieke familieleden die niet in staat zijn te reizen. Vaak ook zijn de ouders dood en weten de overgebleven kinderen en grootouders niet wat ze moeten doen. Soms zijn ze zo gehecht aan hun voorouderlijke grond, dat zelfs de dreiging van vorst en sneeuw hen niet kan verdrijven. En soms is er al een familielid op zoek naar een plek om uit te wijken, en wachten zij slechts op nieuws.

Maar de tijd begint te dringen. Als ze niet vertrokken zijn vóór december, wanneer de sneeuw begint te vallen, zijn ze zonder twijfel ten dode opgeschreven. Zelfs deze keiharde bergbewoners kunnen met de schamele bezittingen die ze nog hebben nooit de zware winter van deze regio overleven. Ze moeten de bergen uit. Maar wie gaat hen hiervan overtuigen? En waar moeten ze naartoe?

Als het aan dorpsleider Mohammed Nazir (51) ligt, volgen ze hem. Sinds de aardbeving loopt hij regelmatig de afstand tussen Balakot, de enige stad in de buurt met een verbinding met het rampgebied, en zijn dorp. Over de kleine geitenpaadjes die langs de bergen kronkelen, loopt hij van huis naar huis en organiseert hulp. In Balakot spreekt hij huporganisaties aan en probeert hij hen over te halen de dorpelingen van Ghnol bij te staan.

Maar hij kan niet op twee plekken tegelijk zijn. „Als ik hier ben, gaan er dingen fout met de distributie in Balakot”, zegt Nazir. „Maar als ik in Balakot ben, gaan er hier weer dingen fout.” Hij zal moeten gaan delegeren, legt hij uit. Maar dat zal hem niet meevallen.

„Ik heb zelf het helipad hier aangelegd”, zegt hij trots terwijl hij wijst naar het kleine veldje met een hoofdletter H van witte stenen. Hier landt nu eenmaal per dag een kleine helikopter om zwaargewonde patiënten te evacueren. Drie dokters en een verpleegster van de Duitse organisatie Demina zijn vorige week over de bergen naar het dorp gelopen. Zij laten zwaar geïnfecteerde overlevenden door Pakistaanse soldaten uit de bergen hiernaartoe brengen. Patiënten in levensgevaar brengen zij per helikopter naar het ziekenhuis.

„Ik ben zelf naar hulp op zoek gegaan”, zegt Nazir. Hij lijkt ontevreden met de beperkte hulp die hij krijgt van zijn dorpelingen. „Iedereen praat honderduit, maar niemand helpt”, klaagt hij. Toch zet hij zich volledig in voor zijn dorp. „Wat we nu het meeste nodig hebben”, zegt hij, „zijn tenten, voedsel en medicijnen.”

Die artikelen zijn veel moeilijker te krijgen dan het lijkt. Zelfs ezels kunnen het afgelegen dorp niet bereiken. Alles moet op de ruggen van mensen binnengebracht worden. Of per helikopter. Maar daar zijn er onvoldoende van, en ze zijn sterk overbelast. Pakistaanse piloten vliegen onafgebroken. Ze zijn vaak overwerkt. In de tweede week na de aardbeving verongelukte er een helikopter omdat de piloot oververmoeid was. Ze willen wel, maar kunnen niet meer.

Een derde van de dorpelingen is al in het nabijgelegen en nauwelijks getroffen Mansehra ondergebracht. Daar zijn ook ziekenhuizen. De overige dorpelingen verblijven echter nog in de bergen. Ze zijn her en der verspreid en moeilijk te bereiken. Ze leven in eenvoudige hutjes, zonder elektriciteit, zonder telefoon, zonder stromend water, zonder welke gemakken dan ook. Toch gaan zij niet weg.

„Degenen die vertrokken, zeggen dat zij nooit meer terug willen komen”, zegt Nazir. „Maar het zijn enkel woorden. Deze mensen kunnen hun land niet verlaten. Zij wonen hier al sinds de tijd van Alexander de Grote.”

„Het zijn vooral de mensen lager in de bergen, met goed land, die hier willen blijven. Mensen die hoog in de bergen wonen, willen dat de overheid hun nieuw land geeft.” Nazir hoopt daarom dat hij de overheid kan overhalen om het land hier vlakker te maken. De berg moet gedeeltelijk afgegraven worden, vindt hij. „Zodoende kunnen we ook betere huizen bouwen op veiligere plekken.”

Maar dit zijn enkel dromen. Eerst moet de winter overbrugd worden. „We moeten onze inwoners naar warmere gebieden verplaatsen. In maart kunnen we weer terugkeren.” Lukt het Nazir niet zijn overgebleven 15.000 dorpelingen de bergen uit te krijgen, dan heeft hij hoogstwaarschijnlijk volgend jaar lente nauwelijks nog een dorp om te leiden. De tijd dringt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer