Toch
Kom dan, arme, bevende zondaren, terwijl u zich ervan bewust bent dat het getal en de grootheid van uw zonden onuitsprekelijk groot is. Kom, laten we samen eens praten en de rijkdom van de genade eens bekijken.
Van nature bent u een afvallig schepsel en een kind des toorns. Door ontelbare overtredingen heeft u de Goddelijke wet geschonden en u de eeuwige vloek op uw hals gehaald.U bent grijs geworden in weerspannigheid tegen uw Maker. U heeft uzelf aangemerkt als een monster van ongerechtigheid. Uw zonden van hart en leven, uw zonden van nalatigheid en van bedrijf, uw zonden van onwetendheid en van tegen beter weten in, al die zonden belegeren u als een gewapend leger van alle kanten. Zij roepen luidkeels om wraak.
De vijand van het mensdom, de duivel, zegt, om uw ellende te vergroten en om u met gruwelijke beschuldigingen te beladen, dat u door uw zonden Gods wraak in Zijn aangezicht getergd hebt. Uw eigen geweten brengt, om uw benauwdheid te volmaken, getuigenis tegen u in. Het spreekt het verdiende vonnis uit dat uw geval volstrekt wanhopig is.
Toch is er nog redding te verkrijgen. Er is ondanks deze beklagenswaardige omstandigheden geen reden dat u in wanhoop zou neerzinken. Want zie, er is vergeving, ja, een volkomen vergeving bij God. Zodanig is Zijn barmhartigheid. Hij wacht om genadig te zijn.
Abraham Booth, predikant te Londen (”De heerschappij der Genade”, 1774)