Laat het Groene Boekje maar liggen
De spellingsregels zijn weer eens herzien. Een nieuwe versie van het gezaghebbende Groene Boekje van de Nederlandse Taalunie ligt sinds 15 oktober in de boekhandel. Dr. Marc van Oostendorp is niet van plan er een aan te schaffen.
De vorige druk van het Groene Boekje heb ik in een vlaag van volgzaamheid nog wel aangeschaft, maar nu houd ik ermee op. Ik doe niet meer mee, ik weiger nog kennis te nemen van de voorstellen van de spellingsdeskundigen van de werkgroep spelling. Waarom zou ik? Er is geen enkele reden om me van hun gedachtespinsels ook maar iets aan te trekken.Paardebloem
Zou ik de spellingsregels volgen omdat de wet dat voorschrijft? Ik werk niet in het onderwijs en ben ook geen beleidsambtenaar die het publiek te woord moet staan, en behoor dus niet tot de enige twee groepen die zich volgens de Spellingwet aan de regels te houden hebben. Bovendien geldt er zelfs voor leden van die groepen geen sanctie op het maken van een eigen keuze.
De enigen die echt gedwongen worden om zich aan de regels van de werkgroep te houden, zijn scholieren - op straffe van een onvoldoende voor een dictee. Een scholier ben ik gelukkig niet meer, zoals ik ook niet meer hoef te solliciteren. Van personeelsfunctionarissen is immers bekend dat ze elke brief met een ’spelfout’ onverwijld in de prullenbak werpen. Maar een personeelsfunctionaris die een geschikte kandidaat afwijst omdat ze paardebloem schrijft zonder tussen-n lijkt mij niet competent. Ik wil niet werken voor een bedrijf dat er zulke vreemde criteria op nahoudt.
Zou ik de spellingsregels dan volgen omdat er chaos uitbreekt als niemand zich meer aan de officiële voorschriften houdt? Omdat dan het gevaar dreigt dat niemand een ander nog begrijpt? Maar als ik me niet aan de laatste regelingen wil houden, betekent dit toch niet dat ik maar in het wilde weg ga spellen? Ik zal me heus in mijn schrijfwijze blijven richten op de manier waarop de meeste mensen schrijven, eenvoudigweg omdat ik geen zin heb om eigenzinnige regels te bedenken en omdat ik bovendien schrijf om begrepen te worden.
Gemopper
Is het dan niet handig als er een algemeen geldend naslagwerk bestaat, waar iedereen zich op kan richten? Dat is misschien waar. Het is alleen niet zo duidelijk of zo’n naslagwerk door de overheid moet worden gemaakt of gesanctioneerd. Integendeel, je zou kunnen zeggen dat juist de interventie van de overheid ervoor zorgt dat onze spelling op steeds nieuwe malle manieren kan veranderen.
Een private uitgever van een naslagwerk zal het wel uit zijn hoofd laten om op eigen houtje nieuwe regels te bedenken voor de spelling van de tussen-n. Juist doordat de nieuwe regels telkens het predicaat ”officieel” krijgen, voelen mensen zich ertoe genoodzaakt zich erin te verdiepen.
Zou het dan toch niet slim zijn om kennis te nemen van de vernieuwingen, al is het maar omdat alle tijdschriften en kranten binnenkort ondanks alle gemopper toch weer gebruik zullen maken van alle vernieuwingen? Maar volgens de voorlichting van de Nederlandse Taalunie, de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor het Groene Boekje, is de verandering beperkt tot een minimum. Waarom zou ik me daarin moeten verdiepen?
Zou ik dan geen kennis nemen van de spellingsregels omdat ze immers zijn opgesteld door heuse deskundigen? Maar de deskundigheid van de leden van de werkgroep is twijfelachtig, eenvoudigweg omdat er geen spellingswetenschap bestaat. De Nederlandse leden van de werkgroep zijn alle drie hoogleraar Nederlandse taalkunde, al dan niet met emeritaat.
Muzieknoten
Taalkundigen beweren graag dat spelling net zo weinig met taal te maken heeft als muzieknoten met muziek: Het is niet meer dan een schrijfwijze. In taalkundeopleidingen aan de universiteit wordt daarom terecht nauwelijks aandacht besteed aan spelling. Waarom zouden deze taalkundigen dan deskundiger zijn dan schrijvers en journalisten of andere ervaren taalgebruikers?
Uit de verslaggeving van de afgelopen weken begrijp ik dat volgens de werkgroep spelling het woord reïncarnatie met een trema hoort te worden geschreven, en re-integratie met een verbindingsstreepje. Wie de werkgroep hierin wil volgen, staat het vrij dit te doen. Ik ben van plan deze informatie weer zo snel mogelijk te vergeten.
De auteur is onderzoeker variatielinguïstiek bij het Meertens Instituut voor onderzoek en documentatie van de Nederlandse taal en cultuur.