Cultuur & boeken

Moderne vrijheid vraagt om levenskunst

Titel:

Wietske Nobel-Kroon
12 June 2002 09:57Gewijzigd op 13 November 2020 23:37

”Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven”
Auteur: Joep Dohmen (red.)
Uitgeverij: Ambo, Amsterdam, 2002
ISBN 90 263 1742 5
Pagina’s: 399
Prijs: € 29,90. Geluk, eindigheid, lijden, eenzaamheid, verantwoordelijkheid. Levensthema’s waar filosofen zich eeuwen mee bezig hebben gehouden. Hedendaagse filosofen pakken de levenskunst opnieuw op. Als een reactie op de moderne vrijheid.

Vlak voor zijn overlijden in 1984 sprak de Franse filosoof Michel Foucault zijn teleurstelling uit over het gebrek aan levenskunst bij de moderne westerse mens. „Het valt mij op dat de kunst in onze samenleving met voorwerpen te maken heeft en niet met mensen of met het leven. Kunst is een specialiteit geworden van experts die men kunstenaars noemt. Maar waarom zou niet iedereen een kunstwerk van zijn leven kunnen maken? Waarom is die lamp, dit huis wel een kunstwerk en mijn leven niet?”

Twintig jaar na Foucault is levenskunst in de mode. Hedendaagse filosofen buigen zich weer over de vraag naar het goede leven. Midden in deze hausse verschijnt een bloemlezing met bijna vijftig teksten over levenskunst uit de geschiedenis van de westerse filosofie vanaf Plato tot en met Martha Nussbaum en Wilhelm Schmid: ”Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven.”

De samensteller van de bundel is Joep Dohmen, universitair docent filosofie en humanisme aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Het bovenstaande pleidooi van Foucault geeft hij een belangrijke plaats in de ontwikkeling van de hedendaagse levenskunst. Daarnaast ziet hij in de huidige samenleving een belangrijke oorzaak voor de opkomst ervan. In de heldere en beknopte inleiding schrijft hij: „De huidige opmars van zowel de filosofische als de niet-filosofische levenskunst hangt zonder enige twijfel samen met het probleem van de vrijheid in onze tijd en de bestaansonzekerheid die daaruit volgt.”

Mensen kunnen tegenwoordig hun leven inrichten volgens zeer verschillende, zelfgekozen waarden. Maar volgens Dohmen zijn ze nauwelijks tegen die moderne vrijheid opgewassen. Hij noemt enkele voorbeelden waaruit dat blijkt: overvolle agenda’s, dwangmatig genot als afweer tegen de verveling, wanhopig verlangen naar spiritualiteit, schandelijke zelfverrijking. Dohmen ziet de actuele filosofie van de levenskunst als een „evidente reactie op deze malaise van de moderniteit.”

De samensteller van de bundel ziet in de toekomst een belangrijke rol weggelegd voor de kunst van het goede leven. Hij durft zelfs de stelling aan dat de levenskunst in de nabije toekomst de christelijke religie zal opvolgen. „Religie zal nooit verdwijnen, maar ook geseculariseerde mensen hebben behoefte aan zin en daarmee aan levenskunst.”

De teksten in de bundel zijn chronologisch geordend, verspreid over de gangbare periodes: Oudheid, Middeleeuwen, Renaissance, moderne tijd, negentiende en twintigste eeuw. Allerlei onderwerpen komen aan bod. Het belangrijkste is het begrip van de levenskunst. Wat verstaan de filosofen onder levenskunst? Is zij een set van leefregels en van deugden of een vorm van zelfreflectie? Hierover zijn de meningen verdeeld.

De stoïcijn Marcus Aurelius pleit voor zelfinkeer en het verwerven van innerlijke rust. „Nergens kan een mens zich (…) rustiger en ongestoorder terugtrekken dan in zijn eigen ziel, vooral als hij in zijn binnenste zulke vaste overtuigingen heeft dat hij, zodra hij zich daarin verdiept, zich meteen volkomen gerust voelt. En met gerustheid bedoel ik niets anders dan innerlijk op orde zijn. Die afzondering moet je jezelf steeds gunnen en zo jezelf vernieuwen.”

Voor Goethe daarentegen is handelen het belangrijkste. „Hoe kun je jezelf leren kennen? Nooit door beschouwelijkheid, maar wel door te handelen. Probeer je plicht te doen en je weet meteen wat je in je mars hebt.” En: „Eenieder heeft zijn eigen geluk binnen handbereik, zoals de kunstenaar een stuk ruwe materie dat hij tot een plastische figuur wil omvormen. Maar het is met deze kunst zoals met alle dingen, alleen het vermogen ertoe is ons aangeboren, ze wil geleerd en zorgvuldig beoefend worden.”

Kritiek op de levenskunst komt ook aan de orde. Christelijke auteurs als Augustinus en Pascal staan er zeer sceptisch tegenover. „Bouw jezelf en je bouwt een ruïne”, waarschuwt Augustinus. In een tafelgesprek met enkele vrienden en zijn moeder Monica maakt hij duidelijk dat een mens door de genade van God uiteindelijk pas echt gelukkig kan worden.

Pascal ziet de mens als een ten diepste ongelukkig en zwak wezen. In een van zijn beroemde ”Pensées” schrijft hij: „Het enige goed van de mensen bestaat er (…) in afgeleid te worden van het denken aan hun situatie, hetzij door een bezigheid die hen daarvan afbrengt, hetzij door een of andere aangename nieuwe passie waardoor ze beheerst worden: het spel, de jacht, een fascinerend schouwspel, kortom door wat men verstrooiing noemt.” Dohmen wijst er in de toelichting bij de tekst van Pascal op dat echte redding voor Pascal altijd mogelijk bleef, maar alleen door God. Helaas komt dat in de gekozen tekst niet aan de orde.

Fundamentele kritiek op het hele project van de levenskunst komt van de hand van de verlichtingsfilosoof Wieland. Hij vraagt zich af waarom de mensheid, die al meer dan duizend jaar met vallen en opstaan heeft geleerd hoe te leven, nu lastig moet worden gevallen met het idee dat leven een kunst zou kunnen zijn. Een apart levenskunstproject is volgens hem uit den boze.

De meeste teksten in de bundel gaan over onderdelen van de levenskunst. De schrijvers zijn soms heel praktisch, zoals Kant, die aanwijzingen geeft voor een smaakvol en geslaagd feestmaal, waarbij een juiste conversatie heel belangrijk is. Of Erasmus, die over de opvoeding schrijft. Soms heel theoretisch, zoals Coornhert over de vraag „of rust hier het opperste goed van de mens is” en Foucault over „de klassieke heidense technologie van het zelf.” Vooral de laatste tekst, waaruit hierboven een citaat is overgenomen, is zware kost. Het veronderstelt een behoorlijke voorkennis van de filosofie.

Daarmee raken we direct een nadeel van deze bloemlezing: het niveau. Dohmen mikt met de bundel op een breed publiek. „Ik heb overigens geen tekst willen samenstellen voor een zuiver academisch, wetenschappelijk publiek. Het zal duidelijk geworden zijn dat ik levenskunst beschouw als een zaak van maatschappelijk belang.” Het is de vraag of hij hierin is geslaagd. Praktische teksten zoals die van Kant en Erasmus zullen een breed publiek zeker aanspreken, maar daarmee maken de lezers nog geen kennis met de filosofische denkbeelden over de levenskunst. Bij de teksten van Coornhert, Kierkegaard en Foucault, waarin die wel aan de orde komen, zullen velen echter afhaken.

De bloemlezing zal vooral voor de geïnteresseerde, enigszins in de filosofie ingewijde lezer van belang zijn. Zij biedt een eerste algeheel overzicht van primaire werken over levenskunst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer