„Met schizofrenie is goed te leven”
AMSTERDAM (ANP) - Schizofrenie is nog steeds niet te genezen. Maar schizofreniepatiënten hoeven ook niet meer levenslang genoegen te nemen met een streven naar zo veel mogelijk „stabiele periodes” zonder al te veel psychiatrische aanvallen.
Zeker met een nieuwe generatie medicijnen die als een langwerkend middel eens in de twee tot vier weken kunnen worden toegediend, is het mogelijk de symptomen zodanig te verminderen dat schizofreniepatiënten weer een sociaal leven kunnen opbouwen. Een aantal kan zelfs werken. Dat zei professor S. Kahn van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) maandag in Amsterdam.Vroeger verdween menig schizofreniepatiënt levenslang in een inrichting. In de jaren zestig en zeventig was het hoogste doel bij de behandeling van schizofreniepatiënten vooral het overleven buiten de instelling. De decennia daarna was de hoop van familie en patiënten vooral gericht op zo min mogelijk aanvallen. Ook nu nog hopen artsen vooral dat de patiënt reageert op de behandeling en geen terugval krijgt.
Die terugval wordt in veel gevallen veroorzaakt door een gebrek aan medicatietrouw. Veel patiënten stoppen met hun medicijnen of nemen ze niet regelmatig in. Vaak gebeurde dit ook wegens de bijwerkingen. De nieuwe generatie zogenoemde atypische antipsychotica heeft minder bijwerkingen.
Bovendien is er al een injecteerbare versie van op de markt, die dagelijks kleine doses afgeeft en die slechts een keer in de twee weken hoeft te worden toegediend via een injectie in de bilspier. Concurrerende versies zijn in opkomst, zo zei Kahn.
Volgens Kahns collega prof. J. Peuskens van de Belgische Katholieke Universiteit Leuven neemt met het „depotmedicijn” de kans op terugval van schizofreniepatiënten in psychoses fors af. Dit is belangrijk, zo blijkt uit onderzoek dat Kahn vandaag presenteerde op het Europese congres voor neuropsychofarmacologie in Amsterdam. Want elke psychotische aanval tast de hersenen letterlijk aan.
MRI-scans van patiënten laten zien dat vochthoudende ruimtes groter werden en hersenweefsel verdween, precies in dat deel van de hersenen dat taal, organisatievermogen en emoties regelt. Vooral in de eerste vijftien jaar dat mensen de ziekte hebben, nemen de symptomen snel toe. Juist in die periode was ook te zien dat hoe vaker patiënten een psychose hadden, hoe meer hersenweefsel er verloren ging.
Bovendien bleek dat behandeling met twee medicijnen dat verloren gaan van hersenweefsel tegenhield. Niet doordat psychoses uitbleven, het was een effect dat daarvan losstaat, vertelde Kahn. Hij pleit voor zo vroeg mogelijke opsporing en behandeling van de ziekte met medicijnen. Ook omdat er weer bovenop komen na elke aanval moeilijker wordt.
Volgens recent onderzoek zouden schizofreniepatiënten echt vaardigheden kunnen terugkrijgen die door de ziekte waren verdwenen. Bovendien zou het verlies van dergelijke vaardigheden, zoals het onderhouden van sociale contacten, tegengegaan kunnen worden. Dat is vooral belangrijk omdat de ziekte vaak begint in de overgang naar het volwassen bestaan. Veel opleidingen en carrièreplannen vallen hierdoor in het water.
Inmiddels hebben werkgroepen van Europese en Amerikaanse beroepsverenigingen geconcludeerd dat schizofreniepatiënten meer kunnen bereiken dan stabiliteit van de patiënt. Ze stelden criteria op voor remissie, een oude term die bij de meeste aandoeningen slaat op het volledig verdwijnen van de symptomen. Voor schizofreniepatiënten is er sprake van als symptomen zoals wanen en chaotisch denken ten minste zes maanden achter elkaar alleen maar in milde versie aanwezig zijn.