„Hongaarse kerk moet open zijn”
HOEVELAKEN - „De Hongaarse maatschappij is ziek. Velen verlangen naar geborgenheid. Door zich open op te stellen, kan de kerk daarin een belangrijke rol spelen.”
Dat is de mening van dr. A. M. Kool, hoogleraar missiologie en directeur van het Protestants Instituut voor Zendingsstudies (PMTI) in het Hongaarse Boedapest. Ze sprak woensdag in Hoevelaken op de najaarsbijeenkomst van het hervormd-gereformeerde Contact emeriti predikanten en predikantsweduwen.Dr. Kool is in 1993 voor de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) naar Hongarije uitgezonden. Het PMTI, waarvoor ze werkt, is een centrum voor missionaire toerusting en missiologische bezinning voor de Hongaarse kerken.
Veertig jaren communisme hebben, aldus dr. Kool, hun sporen getrokken in de Hongaarse samenleving. Gegroeide levenspatronen kwamen onder druk te staan doordat velen in de vanouds agrarische samenleving in de industrie gingen werken. Zowel mannen als vrouwen moesten werken. Daardoor was er geen aandacht voor de kinderen, wat schadelijke gevolgen had voor hun ontwikkeling. Het geloof werd teruggedrongen naar de private sfeer.
Op dit moment is er volgens dr. Kool in de maatschappij en de kerk sprake van een crisis tussen individu en gemeenschap. Ongeveer 10 procent van de bevolking is verslaafd aan alcohol of drugs en steeds meer mensen zoeken het in individualisme en materialisme. De kerken waren tijdens het communisme naar binnen gericht en ook na die tijd stelden velen zich gesloten op voor buitenstaanders.
Maar er zijn ook hoopvolle tekenen, aldus dr. Kool. „Velen verlangen nu naar de gemeenschap en de geborgenheid, die ze in het gezin niet gevonden hebben. Ook rand- en buitenkerkelijken zoeken een rustige plek waar ze met hun vragen naartoe kunnen.”
Dr. Kool staat een kerk voor ogen die open is naar buiten toe, zodat nieuwkomers opgevangen kunnen worden. Er moet een geest van verzoening heersen, waarbij ook mensen van een andere etnische afkomst welkom zijn. Dat ziet ze gebeuren in haar gemeente in Boedapest, die gestaag groeit. Er is niet alleen toeloop van hervormden, maar ook van rooms-katholieken en onkerkelijken.
Ze zit ’s zondags in de kerk naast Anna. Haar vader is verslaafd aan alcohol en haar moeder ziet de kerk nooit vanbinnen. Anna belandde via de godsdienstles op school in de kerk. Ze heeft intussen geloofsbelijdenis afgelegd, evenals haar vriendin. Veel jongeren zijn op het spoor van de kerk gebracht door het getuigenis van hun grootouders, aldus dr. Kool.
Het zendingsinstituut probeert in deze ontwikkeling een rol te spelen door toerusting van gemeenteleden en predikanten en het opleiden van zendingswerkers, die bijvoorbeeld onder zigeuners in Hongarije gaan werken.
Naar aanleiding van een vraag van een aanwezige merkte dr. Kool op dat de meeste van haar studenten nauwelijks een kerkelijke achtergrond hebben en vaak individualistisch zijn ingesteld. Ze vinden het moeilijk om gezamenlijk bijbelstudie te doen, praten vaak door elkaar heen en kunnen moeilijk luisteren.
Ook hadden de studenten een huiver om te spreken met leeftijdsgenoten die niet naar de kerk gaan. „Maar hun beeldvorming was niet juist”, aldus dr. Kool. „Toen ze interviews hielden met niet-kerkelijke jongeren, bleek dat die het waarderen dat ze over geloofszaken spreken. Het blijkt dat het probleem om mensen te bereiken ook bij de kerkmensen zelf ligt. Ze zijn vaak niet open naar randkerkelijken.”
Dr. Kool ziet minder in apologetiek dan in het bieden van een thuishaven. „De jongeren van nu hebben eerst behoefte aan de ervaring zich ergens thuis te voelen. De apologetische vragen komen daarna om de hoek kijken. Als we direct praten over de rechte leer, schrikken we mensen af. We moeten in liefde met nieuwkomers omgaan. Dan komen de dogmatische vragen vanzelf.”