Strijd
Een christen moet zich zolang hij op de aarde leeft geen rust inbeelden, noch een zacht en gematigd leven verwachten. Hij moet zich voorbereiden en een strijd tegemoetzien. Hij moet zich in alle dingen met grote voorzichtigheid gedragen.
Het is hier een lopen in de loopbaan. Het is hier de vechtplaats en het worstelperk. De kroon hangt alleen aan het einde van de weg. Er is geen beloning als er geen overwinning is geweest. Er kan geen overwinning zijn als er geen strijd aan is voorafgegaan.Drie zijn de hoofdvijanden van een christen waartegen hij zich moet wapenen: de duivel, de wereld en zijn eigen vlees.
De duivel legt al zijn listigheid aan en wringt zichzelf in allerlei vormen, nu als een brullende leeuw, dan weer als een engel des lichts, dan weer als een bedrieglijke vos, om sommigen te verleiden en te verderven. Zij moeten zijn bedriegerijen verachten en zijn beloften verwerpen.
Hij gebruikt tegen hen het zondige vlees dat hen steeds als een angel steekt en als een scherpe doorn moeilijk valt en hen prikkelt tot de zonden.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam (”Verborgenheid der Godzaligheid”, 1677)