„Geen kostenstijging bij ontwikkeling JSF”
Minister De Grave van Defensie heeft van de VS de verzekering gekregen dat Nederland niet zal worden geconfronteerd met financiële verrassingen als het deelneemt aan de productieontwikkeling van de Joint Strike Fighter (JSF) van Lockheed Martin.
Aan de deelname aan deze fase van de ontwikkeling van de mogelijke opvolger van de F-16 hangt een prijskaartje van 800 miljoen dollar. Het ministerie van Defensie en de Tweede Kamer vrezen echter dat zich forse kostenstijgingen zullen voordoen. Omdat vervanging van de F-16 meer geld kost dan de Nederlandse staat ooit aan een project uitgaf, aarzelt politiek Den Haag.
Minister De Grave kreeg van de Amerikaanse regering woensdag echter de garantie dat Nederland niet te maken krijgt met onverwachte kostenstijgingen. In Washington had De Grave een uitgebreid gesprek met de Amerikaanse onderminister van Defensie, Wolfowitz, en het hoofd van het JSF-programma op het Pentagon in Washington. De Amerikanen informeerden „buitengewoon geïnteresseerd" hoe het er in Nederland voorstaat met de besluitvorming rond deelname aan de zogeheten EMD-fase, de fase waarin het nieuwe gevechtsvliegtuig productierijp wordt gemaakt, aldus De Grave.
In het gesprek met zijn Amerikaanse tegenspelers wilde hij onder meer duidelijkheid krijgen over de geruchten dat de EMD-fase wel eens fors duurder zou kunnen uitpakken en wat voor gevolgen dat zou hebben voor een eventuele Nederlandse deelname. Van zijn kant gaf De Grave aan dat het kabinet zich inspant om nog voor het eind van dit jaar een beslissing te nemen.
Deelname aan de EMD-fase van de JSF is vooral in het belang van de Nederlandse luchtvaartindustrie. Defensie voelt er echter niets voor om als geldschieter op te treden voor de industrie. Als het kabinet al zou besluiten mee te doen aan de ontwikkelingsfase, zal de industrie een behoorlijke financiële bijdrage moeten leveren, stelde staatssecretaris Van Hoof al eerder.
12 miljard
Defensie wil de ruim honderd operationele F-16’s van Nederland vanaf 2010 geleidelijk vervangen, omdat de toestellen het einde van hun economische levensduur naderen. Voor de vervanging heeft het kabinet tot nu toe 12 miljard gulden gereserveerd. Behalve de Lockheed van de Amerikanen, die de voorkeur van de luchtmacht heeft, doen echter ook nog twee Europese jagers mee in het in de strijd om de vervanging: de Eurofighter Typhoon en de Rafale van Dassault.