Het hof besloot de behandeling van de zaak donderdagavond op te schorten.De uren daarvoor had het hof doorgebracht met het kijken naar pornografische beelden die in het najaar van 2001 in F.’s woning in Maastricht zijn gevonden. Het hof stelde tussentijds vragen aan getuige-deskundige G. Maat, hoogleraar anatomie en fysische antropologie. Maat moest beoordelen of de jongens die op de beelden seksuele handelingen plegen, jonger dan zestien jaar zijn. Dat is volgens Maat een aantal malen het geval.

Ex-rechter F. bestrijdt dat hij bewust kinderpornografie in zijn bezit heeft gehad. Hij meent dat de in de films optredende jongens ouder dan zestien zijn. Het gaat overigens om relatief oud materiaal. F. gaf donderdag aan dat hij de banden in de jaren negentig in Duitsland en in Amsterdam heeft gekocht, in het legale circuit. Hij had de banden (en vier diskettes met foto’s) verstopt onder planken in een kast. Volgens de voormalig magistraat deed hij dit niet omdat hij geweten zou hebben dat het verboden materiaal was, maar omdat hij hoe dan ook wilde voorkomen dat zijn bij hem wonende pleegzoon geconfronteerd zou worden met porno.

De rechtbank in Arnhem bleek vorig jaar wel overtuigd van het feit dat het om kinderpornografisch materiaal ging en veroordeelde F. tot een voorwaardelijke celstraf van drie maanden en een geldboete van 2500 euro. Het OM, dat de verdachte daadwerkelijk een aantal maanden in de cel had willen zien verdwijnen, vond deze straf te laag en tekende hoger beroep aan, evenals F. zelf.

De bevindingen van deskundige Maat zijn gunstiger voor de verdachte dan die van een deskundige die eerder onderzoek deed naar de leeftijd van de jeugdige porno-acteurs. Toch koos F. donderdag herhaaldelijk voor de aanval en bekritiseerde openlijk de conclusies van Maat.

Nadat verzoeken hiertoe eerder werden afgewezen, stemde het hof donderdag in met het verzoek van F.’s advocaat A. Röttgering om kopieën van het in beslag genomen materiaal te ontvangen, voor verder (leeftijds-)onderzoek.

Het hof hoopt de zaak in januari 2006 te kunnen afronden, ruim vier jaar na aanvang van het onderzoek.