Oud-wethouder „gladder dan een aal”
APELDOORN - Twee sterke karakters van hoofdpersonen droegen eraan bij dat de komst van handelshuis Reesink naar Apeldoorn uitliep op een heus drama. Dat bleek woensdag uit het verhoor van Reesink-directeur Ten Doeschate bij de enquêtecommissie van de Apeldoornse gemeenteraad. Daarbij moest vooral de Apeldoornse oud-wethouder Bolhuis het ontgelden. „Een aal is glad, een emmer snot nog meer, maar Bolhuis is nog gladder. Je krijgt ’m niet te pakken.”
Was het nu Apeldoorn dat het Zutphense handelshuis Reesink na het sluiten van een overeenkomst toch niet binnen zijn grenzen wilde hebben? Of zocht Reesink naar manieren om onder het contract uit te komen en zich alsnog elders te vestigen? Deze twee hoofdvragen stonden gisteren centraal in het stadhuis van Apeldoorn. Daar houdt een enquêtecommissie van de gemeenteraad sinds begin deze week openbare verhoren over de komst van het handelshuis. Dat had er al in 1998 moeten komen. Het werd uiteindelijk 2001 en nog woedt er een discussie over het laatste stuk industriegrond.Vooraf was duidelijk dat het verhoor van Reesink-topman Bernard ten Doeschate een van de spectaculairdere werd. Zo’n zeventig belangstellenden komen er dan ook op af. Ten Doeschate maakt gehakt van de opstelling van Apeldoorn jegens zijn bedrijf. Voor hem staat vast dat zijn firma zo snel mogelijk van Zutphen naar Apeldoorn wilde verhuizen, maar ronduit werd tegengewerkt. „De gemeente maakte fouten; Reesink moest daarvoor opdraaien.”
Verlegen om woorden is de Reesink-directeur geen moment tegenover de vijf leden tellende commissie. Regelmatig stelt hij een wedervraag. „Snapt u het? Ik niet.” Het publiek achter hem gnuift als hij een puntige opmerking maakt. Af en toe lijkt het een onemanshow te worden, maar Ten Doeschate corrigeert dat beeld zelf. „Dit is geen heldenepos van Reesink; ik voel me meer slachtoffer.”
Twee sterke karakters tegenover elkaar, Ten Doeschate en wethouder Bolhuis, speelden een grote rol bij de totstandkoming van een overeenkomst tussen de gemeente en het handelshuis. Zoals tijdens een cruciaal overleg in 1996 over de komst van Reesink naar Apeldoorn. Ten Doeschate: „De leiding van dat gesprek had Bolhuis, een rasonderhandelaar. Maar ik pakte meteen de bal op en kaatste hem keihard terug. Iedereen probeerde dus met kracht van argumenten zijn gelijk te halen. Rond halfvier ’s nachts waren we er uit.” De volgende ochtend bleek in het door de gemeente opgestelde modelcontract over het parkeerbeleid iets te staan wat niet was afgesproken. Ten Doeschate: „De betrokken ambtenaar zei: „Ik moest het veranderen van wethouder Bolhuis.” Daar kan ik niet tegen; dat noem ik achteruitonderhandelen. Dan blokkeer ik.”
Volgens Ten Doeschate leek er na het tekenen van een intentieovereenkomst, die de komst van Reesink naar Apeldoorn regelde, geen vuiltje aan de lucht. Hij verwachtte in 1998 het eerste deel van de bedrijven van Zutphen naar Apeldoorn te verhuizen. De problemen ontstonden volgens Ten Doeschate nadat de gemeente in een projectgroep die de komst van het bedrijf moest begeleiden, bepaalde zaken weer ter discussie stelde. „Er viel niets meer op te schuiven, alles was vastgelegd in een contract.” De projectgroep stopte uiteindelijk, waarna een gesprek volgde tussen Ten Doeschate en de Apeldoornse wethouders Kuipers en Bolhuis. De laatste liep daarbij na enkele minuten al kwaad weg. Ten Doeschate: „Het kan niet anders of dat moet geregisseerd zijn. Maar zijn collega Kuipers zat met de gebakken peren.”
Ten Doeschate en Bolhuis spraken elkaar nadien niet meer. Wel stuurde Bolhuis volgens de Reesink-topman een gemeenteraadslid, dat moest bemiddelen. Geef een half miljoen gulden aan de verbouwing van schouwburg Orpheus, was zijn boodschap „en Bolhuis doet weer olie tussen de raderen.” Ten Doeschate: „Een overheid hoort zo niet te handelen. Ik heb ervaring in het Midden-Oosten en Azië, maar ook daar nog nooit mensen omgekocht. Je vindt op de wereld genoeg mensen die eerlijk zaken willen doen.”
Behalve verschillen in karakter deden ook uiteenlopende opvattingen een duit in het zakje. Bolhuis verklaarde maandag in zijn verhoor ervan overtuigd te zijn dat Ten Doeschate „in vreugde was ontbrand” toen Apeldoorn in 1999 de intentieovereenkomst opzegde. Niets is echter minder waar, beweert Ten Doeschate. „Als u het dossier leest, zult u geen spoor vinden van de stelling dat Reesink eraf wilde.” Wel twijfelt Ten Doeschate of hij misschien toch maar zijn goede wil had moeten tonen door smeergeld te betalen. „Achteraf zeg ik: Misschien had ik het voor de eerste keer in m’n leven dan toch maar moeten doen.”
voetnoot (u17(Het verhoor van Reesink-directeur Ten Doeschate wordt op 28 oktober voortgezet. Alle verhoren van de onderzoekscommissie Reesink zijn live te volgen op www.apeldoorn.nl.